‘Le mépris’ van Jean-Luc Godard, een van de mooist in beeld gebrachte films ooit. Italië, Cinécittà, Casa Malaparte (woning van Curzio Malaparte, schrijver van “Kaputt”), Capri, de Middellandse Zee van Homerus, van de Odyssee en de Helleense goden, Dante’s “Lo maggior corno della fiamma antica…”, het dichterberoep van Friedrich Hölderlin. Nicht behält er es leicht allein. ‘Viaggio in Italia’ van Roberto Rosselini. Fritz Lang als zichzelf, monocle en al. De verachtelijke paljas-producent die Prokosch heet, in het echt Jack Palance, over wie Van Dyke Parks een Caraïbisch liedje zingt. Een puzzel waarin Brigitte Bardot op haar mooist is, en voor een keer geloofwaardig, en Michel Piccoli op zijn elegantst en boordevol melancholie en onbegrip. Alles in technicolor-licht badend, zoals BB in de azuren zee. Maar de afwezigheid van de goden, even dood als de verstarde wereld van het profijt, de afgunst, de vernedering en het misprijzen. O, terugkeren naar Ithaka, naar Penelope, naar Telemachus, daar onder de olijfbomen rusten. Maar niets van dat alles: het eindigt met een crash.
‘Le mépris’ uit 1963 is losweg gebaseerd op de roman ‘Il disprezzo’ van Alberto Moravia, in datzelfde jaar in het Nederlands verschenen als Zwart Beertje met als titel ‘Het spoor der herinnering’.
Eén gedachte over “LE MÉPRIS”
Reacties zijn gesloten.