Mijn ouders, hoewel laaggeschoold, waren geïnteresseerd in boeken en meer nog in films. Uiteraard waren ze geen cinefielen, ze hadden dan ook geen voorkeur voor regisseurs of zo. Wel voor genres. Mijn moeder hield vooral van musicals en romantische films, mijn vader van oorlogsfilms (en van voluptueuze actrices), ikzelf van westerns. Maar over dat laatste wil ik het nu niet hebben, dat is hier al veel te vaak aan bod gekomen.
Toen ik nog een kleine jongen was waren er in Antwerpen – waar ik in mijn kinderjaren vaak verbleef – massa’s cinema’s. Als we in Antwerpen aankwamen werd meteen Het Laatste Nieuws gekocht, vooral om te kijken welke films waar vertoond werden.
Vanaf mijn vijfde kon ik zelf de krant lezen. Ik herinner me nog heel goed de gretigheid waarmee ik dat deed: filmtitels, namen van sterren en zeker ook die van bioscopen…
In die dagen gingen wij nooit naar een film kijken vanaf het begin. Er waren bijna overal doorlopende voorstellingen. Je kon om het even wanneer binnenkomen en weer buitengaan. Als we bijvoorbeeld halverwege een film plaats hadden genomen in de zaal bleven we zitten om naar de volgende voorstelling te kijken. “Vanaf hier hebben we hem gezien”, zei mijn moeder dan of was het mijn vader, “nu kunnen we vertrekken”. Dat zag ik zelf ook wel, maar ik wilde toch graag nog blijven zitten. Vreemd dat die tijd helemaal voorbij is. Ik kan me onmogelijk voorstellen dat iemand nu nog zou zeggen, “we zijn weg, vanaf hier hebben we hem gezien”.
Ω
Foto: Schaarbeek, Martin Pulaski.