De tekst ‘Zwijgen en niet luisteren’, met de foto van Jacques Lacan, destijds eigenaar van ‘L’Origine du Monde’ (1886) van Gustave Courbet, een kunstwerk dat op Facebook nog altijd niet mag worden getoond, heb ik op 20 december teruggevonden tussen oude notities. Een datum stond er niet bij. Ik vermoed eind jaren tachtig. Wat me opviel was hoe weinig ik ogenschijnlijk veranderd ben. Die stilte – die me na al die jaren aan Ingmar Bergman en vooral aan Andrej Tarkovski doet denken – en dat zwijgen zijn er nog steeds. Soms dagen aan een stuk niet kunnen spreken. Een soort geestelijke verlamming.
Psychoanalyse is al lang niet meer in het spel. Destijds had ik die Freudiaanse / Lacaniaanse therapie nodig om het alledaagse te kunnen aanvaarden, om me met mijn eigen alledaagsheid te kunnen verzoenen. Met de banaliteit om mij heen en binnenin mij. Want hoe je je ook tegen een fenomeen verzet, verinnerlijken doe je het toch. In een wereld van dwazen word je op den duur zelf een dwaas.
Toch is er een verschil met de periode toen ik die notitie heb geschreven: ik geloof niet in inspiratie. Ik vermoed dat ik er toen ook al niet meer in geloofde. Het gebruik van dat woord was een automatisme, dat ik om eerlijkheidsreden heb laten staan. In enthousiasme geloof ik wel nog: diep ingaan in de wereld, en de wereld diep bij je naar binnen laten komen. En ik geloof in hard werken. Het belangrijkste echter denk is het zwijgen te boven komen. Je moet spreken en luisteren, soortgenoten, verwante en niet zo verwante zielen ontmoeten, je moet liefhebben. Ik denk dat een kunstwerk, een gedicht alleen uit liefde (eros) – en mededogen – kan voortkomen, of uit zijn tegendeel: afkeer, weerzin; noem het haat. Of heilige verontwaardiging. Alleen liefde maakt je sterk genoeg om een wereld te maken. En haat om een wereld te vernietigen.
Ik las iets treffends in het recentste werk (2011) van Stefan Hertmans, ‘De mobilisatie van Arcadia’: “Schrijven wordt een praktijk, een dagelijkse oefening die het leven bevestigt, door de eigen eindigheid om te zetten in een innerlijke oneindigheid: die van de eindeloze mogelijkheden van de schriftuur. We moeten dus de eigen dood op ons nemen om te kunnen schrijven; niet zomaar de anonieme, indifferente dood, maar de eindigheid die is toegesneden op het eigen leven.”
De beklemming na ‘Het zevende zegel’ in lijf en gedachten.
En het schrijven om te kunnen zwijgen.
Je lijkt me verrezen, Martin.
LikeLike
Uvi, dank je, maar ik wil niet al te optimistisch zijn. De dokter is net hier geweest, en ik ben grotendeels genezen van een zware bronchitis. Of was het een longontsteking?
Ziekte en schrijven gaan bij mij soms hand in hand. Zeker tijdens een genezingsproces is er vaak een (her)opleving van het schrijven.
Maar als ik gezond ben vraag ik me vaak af: wat nu gedaan?
Het verband tussen zwijgen en schrijven (of maken, tout court) leg ik niet meer zo. Als je lang zwijgt, luister je ook niet meer. En heb je geen stemmen nodig? En verhalen, en uitdrukkingen en andere, nieuwe woorden?
LikeLike
Een Amen?
Martin, wat ben je ziekelijk eerlijk;
wat ben je heerlijk man.
Ik moet niets meer zeggen
in
mijn oren
LikeLike
Cobeau, geen Amen. Alles moet nog beginnen. Maar misschien bedoel je dat precies?
En eerlijk? Bestaan er eerlijke woorden? Dat geloof ik niet. Zodra je twee woorden combineert is er al een tegenspraak. En dan zwijg ik nog over drie woorden.
LikeLike