Hermetisch zwart is de meester die zwijgt.
Wat vraagt hij zo met zijn stille ogen en lippen?
Wat wil je, wat heb je nodig voor je leven?
Zoek je naar een boodschap of een hart?
Wat hij je geven kan is bloed uit zijn aders,
Zijn bloot, donker lijf, oud als schuimende wijn
Van de zwarte markt of van er vlakbij
voor een prikje. Een kickje, zeg maar azijn.
Liggen vijanden op de loer? Niets ergs.
Maak van hen je vrienden – met hun messen
Scherpgepunt op je hart gericht, op je lever.
Neem mij maar, zeg je, ik ben van jou.
Ik heb je lief als geen ander. Omdat wat ik bezit
Niets is en zelfs minder dan dat, namelijk
Door de inktvlekken op het papier en de streepjes.
En ook dat ik een lied ben, ad lib, ad lib.
Zing het, zing het als je kotst des morgens
In de vuile pompbak. Op gemak zing het lied,
Het gestolene: dat je zo eenzaam bent
Dat je wel huilen kunt als een treurwilg
En dat je je hoofd gewillig op de treinsporen
Liegt als was het in een film, een lied van.
Daarom schiet me maar neer, schiet me dood
Want je kent me niet, mijn naam, mijn woorden.
Ik ben niet voor mij, niet voor jou.
Ik beteken niet, maak er geen teken van.
Schiet me maar dood mijn liefste lief.
Ik ben, ik ken hier niemand die mij meerder is.