Wie – zoals ik – vindt dat hij in de jaren zestig the Velvet Underground live heeft gemist had er goed aan gedaan zich gisteravond door de kou naar de AB te spoeden. Daar speelde Mercury Rev, een Amerikaanse experimentele rockgroep die in haar huidige incarnatie alleen maar met de band van Lou Reed en John Cale kan worden vergeleken. Mercury Rev is the Velvet Underground van nu en van morgen, maar veel luider. Ik was al gedeeltelijk doof, onder meer door concerten van the Who en Mott The Hoople, en door nachtenlang dansen op luide punkmuziek in Cinderella’s Ballroom. Ik vrees dat mijn gehoor sinds gisteren nog ernstiger beschadigd is. Maar wat geeft het, voor het merendeel hoor ik toch alleen maar onzin. Slechts muziek wil ik blijven horen en dialogen in films als The Hustler en Down By Law. Al het andere gelul en gebral, de wijsheden, grollen en bedreigingen, hoef ik niet meer te horen. Leve de gedeeltelijke, selectieve doofheid! Als dan een fundamentalistische moslim een bom op mijn hoofd terecht laat komen in plaats van op dat van de minister van landsverdediging, zal ik het niet geweten hebben. Niet dat ik vind dat de minister een bom op zijn hoofd moet krijgen. Dat zou ik niet durven beweren. Primo ben ik Cicatris niet, secundo ben ik een pacifist en gewetensbezwaarde. De minister mag ten hoogste in een asiel worden opgesloten, maar of dat echt nodig is, laat ik aan de weloverwogen beslissing van een commissie van asielzoekers over.
Mercury Rev heeft iets fascistisch maar dat is slecht een (verkeerde) indruk. De groep lijkt soms enigszins op Joy Division, maar met een wat minder verkrampte zanger. Ik bedoel dat ze je met hun ‘lawaai’ de mond snoeren, ze leggen je gedachten aan banden, het enige wat je nog kan is voelen. Het wonderlijke lawaai dat ze voortbrengen voel je in alle vezels van je lichaam, in je zenuwen, in je hart, in je oogballen, in je tenen, in je geslacht. Er is geen enkele andere hedendaagse band die enigszins op Mercury Rev lijkt: zulke op hol geslagen poëzie, zulke oorverdovende sprookjes, zulke fabrieksdromen hoor je nergens. Voelen, bedoel ik. Je voelt voortdurend een intense elektrische stroom die, mede door de geprojecteerde beelden, uit het centrum van je lichaam en uit het centrum van het universum lijkt te komen. Jonathan Donahue en zijn vrienden nemen je mee op een muzikale reis naar het middelpunt der aarde en de kern van het creatieve muzikantenhart. Als gekwetste dieren, als verloren schapen, gaat het publiek op de dreun af die uit de kern van de wereld opstijgt. Dieren met een sterke verbeelding en een vrije wil: je mag Jonathan Donahue volgen in zijn microkosmos, maar je mag ook buiten gaan, aan de bar een pils drinken, of zelfs een glas rode wijn van 4,40 euro.
Begin juni 2005 zag ik Mercury Rev in het Koninklijk Circus. Toen was alles nog een mooie droom, een lieftallige trip. Het leek wel of de band begeleid werd door een jonge, ongeschonden Timothy Leary. Nu lijkt de droom soms op een nachtmerrie, en de psychedelische Gene Pitney – zo noemde ik Jonathan Donahue drie jaar geleden – lijkt meer op een duivel dan op een gewone sterveling. Een duivel die kan dichten en soms zingt als een engel. Maar ja, duivels zijn sowieso gevallen engelen. Jonathan Donahue lijkt inderdaad ook gevallen. Hij schijnt niet meer hip te zijn. De AB was kil en half leeg. Sommige aanwezigen zagen er gevaarlijk uit. Je moest niet te kort bij hen gaan staan. Grote jonge mannen, met petten op hun kortgeknipte schedels, namen recht voor me plaats, zodat ik niets meer zag van de arme Jonathan en zijn vrienden. Ik zweeg en liet mij bezweren door de dreun, en ergens zwevend in de dreun de stem van de duivelse, alternatieve Gene Pitney. “In my dreams I’m always strong”, zong hij. Maar hij moest het meermaals beklemtonen, waardoor hij er nog veel zwakker uitzag dan destijds in de rode gloed van het Koninklijk Circus. Ik hoop dat hij geen te zware kater heeft van de rode wijn: vanavond speelt Mercury Rev in Parijs.
Ik heb ze ooit (in 1997) gedurende één enkele LP boeiend gevonden (deserter’s songs). Daarna nooit meer.
LikeLike
Ergens kan ik u begrijpen, Roen. Deserter’s Songs was voor mij ook hun hoogtepunt. En toch vind ik op elke plaat wel iets dat mij er regelmatig naar doet teruggrijpen.
LikeLike
Ik heb gisteren nog eens naar Deserter’s Songs geluisterd. Die elpee is zo buitengewoon goed, dat ze onmogelijk overtroffen kan worden. Maar All Is Dream is misschien wel even goed. The Dark Is Rising is gewoonweg fantastisch. Wat ik goed vind aan Mercury Rev is dat ze die Deserter’s Songs niet altijd maar blijven hermaken, ze zoeken nieuwe richtingen, ze experimenteren, ze maken openingen naar de toekomst. Daarom zijn al hun platen op z’n minst interessant en boeiend. Dat vind ik .
LikeLike
Martin, in Lou Reed zie ik helaas niet een gevallen engel en bij John Cale wel the angry young ouder geworden man met vuur. Velvet Underground: maakte ik kennis mee op een fletse zondagnamiddag, bij het eten van flensjes bij een vrij student annex mislukt kunstenaar met wie ik een peper zou maken voor de univ. ik weet al lang niet meer of die peper er gekomen is maar dat Jane a kurk is, daar trek ik nog altijd mijn geheugen voor over. Vandaar dan naar Berlijn en zo. Nou goed, Mercury Rev daarmee gelijk stellen, ik zou het niet weten, ik zal eens uitluisteren (naar analogie met uitkijken)
LikeLike
Marc vergelijken is niet gelijkstellen. En ik heb het over een live concert. Bovendien heb ik het niet over de solo-carrières van Lou Reed en John Cale. Ik heb over the Velvet Underground ten tijde van de eerste elpee, met Nico, en White Light / White Heat. Lou Reed is inderdaad geen gevallen engel. Hoewel… Luister eens naar The Black Angel’s Death Song.
LikeLike
lijsten en lijsten. massa’s te beluisteren, tenminste, als je me het af en toe ‘volgen’ niet kwalijk neemt, Martin.
Voor Mercury Rev heb ik de eerste weken/maanden waarschijnlijk geen tijd. Maar je tekst was alvast erg veelzeggend, en voélbaar.
LikeLike
Ik heb ze rond de eeuwwisseling gezien in de Vooruit maar ben halverwege het optreden weg gegaan. Ik was toen wild van “Deserter’s Song” en wist zijn zonnige tweelingbroer “All is dream” ook erg te smaken maar daarmee was de kous af. Wat ze ervoor en erna maakten zei en zegt me niets jammer genoeg. Maar voor “Holes” alleen al blijf ik hen dankbaar.
LikeLike