“…Indessen dünket mir öfters
Besser zu schlafen, wie so ohne Genossen zu sein,
So zu harren, und was zu tun indes und zu sagen,
Weiss ich nicht, und wozu Dichter in dürftiger Zeit.”
Friedrich Hölderlin, Brot und Wein.
Het schrijven moet vooral uit onszelf komen; als het niet uit een innerlijke noodzaak voortvloeit, betekent het niets. Ben je wel iets waard als je je laat ontmoedigen door gebrek aan succes? Ook al leef je sinds je vijftiende jaar ten dienste van het woord?
Je ‘voelt’ je al miskend sinds omstreeks 1975, dat is al meer dan dertig jaar. Nog erger is de zekerheid dat je uitgesloten en verzwegen wordt.
Je hebt destijds, vanaf je vijftiende, toen de leraren je hadden gezegd dat je een goede pen had, aan heel wat wedstrijden meegedaan, onder eigen naam, en nooit wat gewonnen. Toen je dan op latere leeftijd een verhaal opstuurde onder een gekozen naam, Martin Pulaski, voor een verhalenwedstrijd van De Morgen was je meteen bij de winnaars. Het verhaal werd gepubliceerd in een bundel bij Meulenhoff. Je had inderdaad hard aan dat verhaal gewerkt, maar niet harder dan aan heel wat andere van je vroegere verhalen en gedichten (die alleen in onbekende, onbeminde tijdschriften werden gepubliceerd; met uitzondering van het NVT, daar was je trots op, omdat je in een zelfde nummer stond als Hugo Claus, de eerste Belgische schrijver die je meteen goed vond.)
Het gevoel miskend, uitgesloten, verzwegen te worden vreet een mens geleidelijk aan kapot. Je voelt je almaar waardelozer worden, omdat je je eigen waarde uit het oog verliest en jezelf door de ogen van de anderen bekijkt. Je wordt niet geapprecieerd en trekt daaruit de conclusie dat je niets kunt. Je denkt dat je een dorpsidioot bent, ook al ben je een stedeling. Je gelooft niet dat je iets blijvends kunt maken, iets sterks, iets dat tot de verbeelding van de mensen spreekt. Je bron droogt op. De mensen zeggen: “hij gaat door een diep dal”. En zo is het ook, een diep, donker dal. Hetzelfde dal waar de zelfmoordenaars door moeten, voor ze tot de daad overgaan. Impotentie gaat je leven beheersen. Je hebt geen mogelijkheden meer, wil dat zeggen. Er valt niet meer te kiezen. Je hebt geen ‘macht’ meer, en ook geen ‘wil tot macht’. Wil je nog iets? In het begin wilde je succes, wilde je geliefd worden, door zoveel mogelijk mensen. Daardoor werd je afhankelijk van de anderen. En velen waren als roofdieren, maar erger, en profiteerden van je afhankelijkheid en je zwakheid. Zwakken worden altijd het eerst verscheurd. Je ging jezelf als een slachtoffer zien, een lachwekkend iemand. Een mislukkeling. Iemand die uit de annalen van de geschiedenis wordt gewist. (Je verloor uit het oog dat dat met bijna elke mens gebeurt.) Een slachtoffer is gekwetst, diep gewond zelfs. Meermaals lag je bloedend in de goot. Want in je waardeloosheid zocht je het gevaar op. Zoals Montgomery Clift met zijn geschonden aangezicht koppelde je je lot aan alcohol en medicijnen. Je strompelde door de straten van het donkere dal, op zoek naar een goed verlichte plaats waar vreemden je zouden troosten, vrouwen of mannen, dat maakte niet uit. Ja, zij luisterden naar je donker, dronken gebral, en naar je euforische uitvallen, in het Engels, het Frans, je moedertaal. Je moedertaal die je liefhad en haatte. In je moedertaal werd je verzwegen en miskend. In de bars sprak je een nieuw Esperanto, het was het zuchten van je nachtziel, die eigenlijk hoorde te rusten. Want je was lichamelijk zwak, dat had je moeder je al ingeprent toen je nog heel jong was. Je was een zwakke jongen. De vele dokters in je leven hadden dat bevestigd. Je was zwak, je moest rusten. Maar hoe zwakker je werd, hoe sterker je wilde zijn. Je daagde het noodlot uit. Je zei dat je alleen maar wilde genieten. Je dacht dat je een hedonist was, met genot als hoogste goed, als god.
Maar je wist heel goed dat je vluchtte, dat je een ontsnappingsroute zocht, een uitweg uit het dal.
En nu probeer je je diepte te peilen, en kijk je naar boven, naar het licht. Je schrijft nieuwe zinnen en luistert naar nieuwe muziek. Je zwartste zinnen moeten je in staat stellen om het lichtste licht te bereiken. Neen, je wil geen Jan Arends worden, geen Woyzeck, die niet in staat is voor zichzelf op te komen, zelfs geen Biberkopf, die van het ene uiterste naar het andere wordt geslingerd. Maar wat wil je dan eigenlijk, jongen? Ja, wat wil je eigenlijk?
Het schrijven moet vooral uit onszelf komen; als het niet uit een innerlijke noodzaak voortvloeit, betekent het niets. Ben je wel iets waard als je je laat ontmoedigen door gebrek aan succes? Ook al leef je sinds je vijftiende jaar ten dienste van het woord?
en dan is Hölderlin daar.
als vanzelf.
LikeLike
Hölderlin is Pasen voor mij. Het grootste feest, zelfs al is de dag donker en verdrietig, het begin van de lente, de zondag van het woord. Ik geloof in geen god, maar wel in de natuur en de lente.
LikeLike
Laat het vloeien Martin. Ik hoop dat schrijven een noodzaak blijft. Voor jou. Ook voor mezelf, voor anderen.
We – ik blijf lezen.
LikeLike
Mag ik je citeren?
‘Het uitgangspunt van je denken en handelen mag geen soort van vermoeidheid zijn, het doel geen diepe rust.’
Het gebrek aan (h)erkenning overvalt ook mij en maakt mij meer dan eens onrustig. Het net en al haar blogs maken die onrust soms alleen maar erger (en anoniemer): al die goedbedoelde, maar wat troosteloze ontboezemingen …
Jouw ‘ontregelende notities’ onstijgen dat banale; ze blijven verwonderen en hebben me meermaals geïnspireerd. Ook ik blijf ze lezen.
LikeLike
Wat is er dan wel nodig om erkenning te vinden? Een kleine gestalte gepaard met een grote schuchterheid (H. Claus). In dit geval doe je gewoon wat pr en je komt er. Maar waar dan?
Een old boys netwerk? Wie weet?
Op tijd een ander pseudoniem aantrekken? Vraag het Umberto Eco maar.
Je hebt nu via je blog de weg naar de wereld gemaakt. De wereld blijft je lezen. Soms moet dat volstaan. Als je eens wist hoeveel lezers Henri-Floris Jespers nog heeft? of nog had? Hij heeft nu ook een blog geopend en dus mag dat al iets meer zijn.
LikeLike
ja, – schrijven, natuurlijk! (citaat)
LikeLike
Ik denk natuurlijk ook aan Hölderlin die ophield met schrijven, waarschijnlijk omdat hij niet meer kon (had hij niet alles al gezegd) en Rimbaud, op veel jongeren leeftijd, omdat hij er geen zin meer in had (had hij ook niet alles al gezegd)? Hölderlin zowel als Rimbaud waren verschoppelingen, ze pasten niet in de gevestigde orde. Hölderlin werd gek, zo wordt geschreven, en Rimbaud werd wapenhandelaar in Afrika.
Denk nu niet dat ik me met deze twee misschien wel meest ‘voltrokken’ dichters van de moderne tijd wil vergelijken. Maar je zoekt altijd naar analogieën, verwantschappen. Of niet?
Ik dank jullie voor de troostende, aansporende woorden. Ik weet dat ik te openhartig ben en veel aandacht vraag. Maar zonder die aandacht (en begrip) besta ik niet meer. En ik wil dat het leven nog niet ophoudt, want het is groots.
LikeLike