Is de tijd gekomen om een balans op te maken van mijn leven? Het zou niet de eerste keer zijn. Een kritisch ‘onderzoek’ dat licht moet werpen op het nu. Wat doe ik, waarom doe ik het? Wat zijn mijn beweegredenen? Verwerpen wat dient te worden verworpen. Het is een gevecht met mezelf, een afrekening ook, bijna zoals je met een vijand afrekent. Waar en wanneer heb ik mezelf iets voorgelogen? Welke conclusies, welke handelingen waren verkeerd? Het is een moeilijke opdracht, maar wellicht noodzakelijk.
Is er in mijn wereld nog plaats voor idolen? Valse idolen moeten van hun voetstuk vallen – en welke idolen zijn echt?
Op dit ogenblik heb ik de indruk dat ik me tot dusver voornamelijk met bijkomstigheden heb beziggehouden, dat ik dus eigenlijk veel van de mij toegemeten tijd heb verspild. Dan is het echt wel nodig om vanaf nu voor de tijd die me nog rest in de richting van de ‘essentialia’ te gaan.
Waarom zit ik hier, in dit appartement, in deze kamer, die ik zoveel als mogelijk heb ingericht naar mijn eigen smaak? Wat heeft die smaak te betekenen? Ben ik dat, druk ik mezelf daar in uit, of is het een toegeving aan dwingende factoren waar ik geen vat op heb? Want heel vaak lijkt die smaak verkeerd, heel vaak heb ik de indruk dat ik in de verkeerde kamer zit, dat bijvoorbeeld al die boeken weg zouden moeten, dat een quasi lege ruimte veel meer aan mijn ‘karakter’ zou beantwoorden.
Heeft het weinige wat ik nu doe – en het is echt minimalistisch – enig belang in het geheel van mijn bestaan en in het grotere geheel waar mijn bestaan een – slechts bij wijze van spreken – microscopisch deeltje van vormt: de wereld, de geschiedenis, het universum? In zekere zin is deze vraag tevens een antwoord. Maar zo’n uitspraak zegt weinig.
Een gevecht met mezelf is een gevecht met mijn verleden, met mijn geschiedenis. De vragen zijn wapens die kunnen verwonden, doden zelfs. In hoeverre ben ik het zelf die ze stel, en komen ze niet als vreemde voorwerpen in mijn hoofd terecht, opgedoken uit het duistere, onbekende? Voel ik nu een behoefte aan controle? Het vragen zelf is problematisch, de manier waarop een vraag wordt geformuleerd is altijd op zijn minst gedeeltelijk bepaald door vormen uit het verleden.
Er is niets dat niet is aangetast door de tijd. Er bestaat geen vacuüm waarin voorwerpen en gedachten onaangeroerd bewaard blijven. Er is geen positie van waaruit we gevoelloos en objectief kunnen terugkijken op wat was, op wat we hebben verricht of nagelaten. Het geheugen zelf faalt, omdat het net zo goed aan de tijd is onderworpen. Zijn zuivere en juiste herinneringen mogelijk? Als ik me niet vergis dacht Proust van wel. Misschien is het hoogmoedig van mij om Prousts hypothese te betwijfelen, maar zo is het nu eenmaal. Ik geloof er niet in. Wij vervormen alles. Van A maken wij A kwadraat en B geven we – misschien onterecht – een negatieve waarde.
Gelukkig, zeggen we meer dan eens, is er vergetelheid. Zelfs essentiële gebeurtenissen uit ons leven, vooral uit de kinderjaren, kunnen we vergeten – soms voor altijd, ook een lange psychoanalyse weet ze niet weer op te rakelen. Zo’n falen werpt een schaduw op elke ‘verhelderende’ herinnering, op elke analytisch-onderzoekende, kritische terugblik. Er is zelden helderheid, ook al kauwt de halve wereld op het woord ‘verlichting’. Iemand heeft het licht uitgedaan, er schijnen alleen nog wat waakvlammetjes te branden. We kunnen wel geregeld de aangename indruk krijgen dat we onszelf wat beter kennen – we zijn oud genoeg om het nu wel te weten – maar zeker kunnen we daar nooit van zijn.
Wij leven in een politieke en culturele wereld waar het geheugenverlies toeneemt. Wijst dat niet op verval en ontbinding?
Als ik aan een gevecht denk, denk ik meteen ook aan een reis. Het afrekenen waarover ik het hierboven had gebeurt tijdens een reis door de tijd. Ik reken af met mijn vijand, de vijand in mij, en tegelijk reken ik af met stukken tijd, met ‘het verleden’, waarvan ik niet weet of het wel het juist herinnerde verleden is. Ik heb dan wel oude, vermolmde normen en waarden verworpen, maar wat ik overhoud is onzekerheid en chaos. Daar moet ik het mee doen, daar moet ik mijn toekomst op bouwen. Een moeilijk begin voor een tweede of derde adem. Maar als het moet spreek ik mezelf wel tegen.
Foto: Martin Pulaski, In het atelier van Cézanne, Aix-en-Provence
ja, doe maar.
LikeLike
‘for I am large, I contain multitudes’
denk ik. ik ken het niet uit het hoofd. of wel? Ik weet ook niet waarom ik hier aan dacht en vond dat ik dat hier dan nog maar eens onder moest zetten.
Maar nu staat het hier, en het staat hier, vind ik, zeer goed.
LikeLike
Zelf hou ik dit soort oefening ook al eens (beroeps-mis-vorming als gediplomeerd wijsgeer?). Paul Van Ostaijen deed dat ook. Maar zelden heb ik het zo goed gedaan gezien als hier. Je hebt je weekend en de rest van het jaar verdiend, Martin.
LikeLike
Zelfbespiegeling. Van mensen die dit geregeld doen wordt vaak gezegd dat ze overgevoelig zijn en tot depressie neigen. In het werk van de dominicaan André Lascaris meen ik gelezen te hebben dat overgevoeligen dat in werkelijkheid niet zijn, dat zij mensen zijn die een grotere gevoeligheid aan de dag leggen voor hun omgeving dan de anderen. Dat is heel wat anders. In die zin zit je bespiegeling dus wel goed.
LikeLike
denk ik: dit is te moeilijk.
Vandaag vooral: hier staat mijn hoofd niet naar. Maar eigenlijk is dat een leugen.
De oefening – reis die je maakt… dat gevecht.
Een dissectie van zoveel – tijd, geheugen, zelf en wat nog meer.
Nadat ik mezelf vandaag aan stukken sneed.
Ach, dit was mooi om lezen.
(en verder te overdenken terwijl ik meteen naar elders rijd)
succes met je ‘… ste’ adem. En het gevecht. En de tijd.
LikeLike
The Ruins Of Time by Robert Lowell
(Quevedo, Mire los muros de la partia mia and
Buscas en Roma a Roma, (!)O peregrino!)
I
I saw the musty shingles of my house,
raw wood and fixed once, now a wash of moss
eroded by the ruin of age
furning all fair and green things into waste.
I climbed the pasture. I saw the dim sun drink
the ice just thawing from the boldered fallow,
woods crowd the foothills, sieze last summer’s field,
and higher up, the sickly cattle bellow.
I went into my house. I saw how dust
and ravel had devoured its furnishing;
even my cane was withered and more bent,
even my sword was coffined up in rust—
there was no hilt left for the hand to try.
Everything ached, and told me I must die.
II
You search in Rome for Rome? O Traveller!
in Rome itself, there is no room for Rome,
the Aventine is its own mound and tomb,
only a corpse recieves the worshipper.
And where the Capitol once crowned the forum,
are medals ruined by the hands of time;
they show how more was lost by chance and time
the Hannibal or Ceasar could consume.
The Tiber flows still, but its waste laments
a city that has fallen in its grave—
each wave’s a woman beating at her breast.
O Rome! Form all you palms, dominion, bronze
and beauty, what was firm has fled. What once
was fugitive maintains its permenance.
LikeLike
Het is allemaal zo herkenbaar! Je kunt het zo goed verwoorden… ‘k Denk dat het erop aan komt te LEVEN!
Groetjes,
LikeLike
Ja, Walt Whitman mag hier staan. En het schitterende gedicht van Robert Lowell.
Bedankt ook, Marc, nu moet ik de rest van het jaar niets meer doen?
LikeLike
Bedankt, Martine, maar ik weet niet of ik het zo goed kan verwoorden. Soms schijnt het mij helemaal niet te lukken, soms wel.
Het gaat inderdaad om het leven, maar zoals je weet, kan het levens soms behoorlijk moeilijk zijn.
Het komt eropaan de momenten van geluk en schoonheid niet door onze vingers te laten glippen, denk ik.
LikeLike