DE MAN OP DE STOEL

Voor Thomas Bernhard.

Wat er ook moge gebeuren… Het maakt niet uit… Wat ik ook doe, het loopt altijd verkeerd af, ontspoort, loopt de spuigaten uit, de riool in, door de beek, naar de rivier, naar de zee. De open zee.
Daarom wacht ik af. Zit ik stil. Gewoon op mijn stoel. En kijk naar de muur. Werp een blik op de affiche. Hoe vaak heb ik die al niet bekeken… Maar wat staat er dan toch op afgebeeld? Ik zou het niet weten. Mijn ogen zien de dingen nog wel, maar ik zie ze niet. Ik denk alleen maar. Ik denk vooral uit schrik. Want ben ik er anders nog wel? Ja, almaar meer beperkt mijn doen zich tot dat ene: denken. Iets anders lijkt er niet te zijn. Of zei je van wel?

Meer dan eens denk ik: wat voel ik nu toch? En ja hoor, dan voel ik pijn. Het voelen neemt de overhand, het denken delft het onderspit. Het denken wordt naar de laagste regionen verbannen. De diepste lagen van het ondermaanse. Neen, dat is geen pretje. Denken is veel aangenamer dan voelen. Ik wil – want ik mag de wil niet uit het oog verliezen – niet langer voelen. Want voelen betekent bijna altijd pijn. Onbehagen. Weerzin. U begrijpt me wel. Neen, dat is geen pretje. Ik wil een lichaam worden zonder pijn. Een engel of iets dergelijks. Laat die vleugels maar weg. Een engel zonder vleugels volstaat. Een hoofd hoeft ook niet echt. Een torso is voldoende. Een beeld van een engel.
Maar vergis u niet: ik verander niet. Ik houd stand. Ik houd vast aan het leven. Het lijkt bijna alsof ik kranig ben. Ja, ik heb zelfs de indruk dat ik nogal moedig ben. Maar ik neem aan dat de mensen die me voorbijlopen op straat of in de Delhaize daar anders over denken. Die vinden vast dat ik niet moedig ben. Met mijn gebogen rug. Met mijn neerwaartse blik. Die geloven dat ik zwak ben. Dat ik geen ruggengraat heb. Was dat maar waar. Dat laatste. Een ruggengraat is nergens goed voor.

Dit lijkt wel Thomas Bernhard, zegt u. Maar dit is geen Thomas Bernhard. Gaat Thomas Bernhard naar de Delhaize? Thomas Berhard moet niet eens de straat op. Zie je hem niet aan zijn schrijftafel zitten? Daar in Oostenrijk in de sneeuw? Ja, een Oostenrijker, of wat dacht u misschien? Zoals Adolf Hitler en Egon Schiele. Hij heeft talrijke publicaties op zijn palmares staan. Es, ja. Vat de koe maar bij de horens. De analyse van een psychische ontbinding. Thomas Bernhard is een beklagenswaardig man. En dat niet alleen omdat hij mensen aan de andere oever van het meer met elkaar kan horen praten. Neen, neen. Dat niet alleen. Hij is helemaal niet aardig. Hij is beklagenswaardig. Waarom? Omdat hij zo veel klaagt. Ik heb al velen bezig gehoord, maar Thomas Bernhard slaat alles.

In den beginne hield ik van deze bittere man. Ik hield van zijn logica. Van zijn klagende, zeurende personages, waarin ik bijwijlen iets van mezelf herkende. Van zijn haat jegens het vaderland hield ik. Maar wordt het nu niet van het goede teveel? Op tijd en stond wil een mens ook eens hartelijk lachen. Beslist. Denken, voelen, willen, lachen. Niet altijd in het donker rondtasten. Niet altijd grijnzen aan de rand van de pikzwarte komedie. Soms wil een mens wel eens weg uit dat limbo.

De witte sfinks zal de zwarte sfinks omhelzen. Lachen en brullen dat het leven een hel is. “Het leven is een hel!” “Volstaat het niet er op een laag pitje in te hebben gesudderd?” “Met kerstmis, bijvoorbeeld.”

Maar denk nu niet dat de zee er stil bij ligt. De zee is altijd in beweging. Zo onafgebroken beweegt zij, kabbelt zij, deint zij, wiegt zij, reilt zij en zeilt zij en golft zij wijnrood of schuimt zij wit en stormt zij woedend over het strand en wast zij de ziel van de romanticus en van de Oude Griek vrij van schuld, dat je haar bewegen haast voor eeuwige rust zou aanzien. Maar jij laat je niet beetnemen door maritieme zinsbegoochelingen. Op je stoel van goud en donker schaduwspel. Zie nu de dwaze figuurtjes die dansen in het zwarte gat van Francis Bacon. Neen, lieve vriendin, ik weet het, dat je niet van zijn werk houdt. Maar hij is het. Ik kan er niets aan doen. Ik herken hem nu. Ik zie opeens wat beter.

Zo, dat hebben we dan weer gehad. Daar zat je naar te zoeken. Niets interessanters te doen, dan? Neen, niet echt. Ik ben nog steeds niet verbitterd. Cynisch? God vergeve me. Ik wil liever glimlachen. En later, als het weer zomer is, in het koren zitten wachten tot de zon ondergaat en daar als dan mijn vijand opdaagt hem wat schrik aanjagen met mijn zwarte gaten. Hem alleen maar wat doen huiveren. Neen, een slachtpartij wordt het niet. Dit is een Vlaams verhaal, ook al wil ik me al heel mijn leven aan dit anemisch bloed en deze verdomde bodem ontrukken.

Auteur: Martin Pulaski

Dichter, schrijver, blogger, filosoof, DJ. Liefde voor steden, literatuur, muziek, film, kunsten, nachtleven. Radioprogramma ‘Zéro de conduite’ op Radio Centraal Antwerpen 106.7 fm en streaming.

3 gedachten over “DE MAN OP DE STOEL”

Reacties zijn gesloten.

%d bloggers liken dit: