BOZE EN BOOSAARDIGE MENSEN

Omdat mijn bril gestolen werd door de hoofdstedelijke aasgieren moet ik gebruik maken van een oud exemplaar. Veel zie ik daar niet mee. In Italië zal ik er misschien wat artistieke foto’s mee kunnen maken. Niet met de bril, natuurlijk, maar je weet wat ik bedoel. De vertroebelde blik, het vermoeide oog, een acht jaar oude focus. ‘Mijn’ opticien gaat met vakantie en kan hoe dan ook op drie of vier drie dagen geen degelijke bril klaar hebben.
Ik wil alleen maar zeggen dat het wat moeilijk is om nu te schrijven. Het is natuurlijk ook zeer warm, ongeveer veertig graden in deze veredelde zolderkamer. Hot stuff… Ik kan eieren bakken op mijn boeken. Maar ik ben niet gek. Als er iets op de grond valt, een potlood bijvoorbeeld, laat ik het gewoon liggen. Koorts in het bloed. Vroeger was ik gek op de hitte, nu houd ik veel meer van de koude dagen. ‘Alaska’, zoals in het lied van Lou Reed. Ik denk trouwens dat ik wat in de war ben. Hoe heet het? Post-traumatische shock? Niets nieuws onder de zon, ik ben ten slotte 56 geworden en zoek geregeld het gevaar op. Ik vier feest en verlies mijn verstand, vergeet zelfs dat er slechte mensen bestaan.
Ik zou graag relaas uitbrengen van wat me overkomen is, maar dat gaat nog altijd niet goed. Het wordt trouwens een afgezaagd verhaal. Iedereen kent het al. Je krijgt een aantal rake klappen, er wordt wat tegen je geschopt; men wil zijn geweld kwijt, omdat men geen liefde heeft gekregen als kind, men laat je bloedend op het trottoir liggen, men maakt zich uit de voeten met het weinige dat je naar de stad hebt meegebracht. Heeft men wel al je zakken afgetast? Je loopt weg van die akelige plek, harder dan je ooit gelopen hebt. De adrenaline en endorfine doen hun werk, maar maken je nog kwetsbaarder. Een auto komt aangereden, vertraagt, stopt. Bezorgde mensen? Je hebt geen bril op, die is al lang gestolen of onder zware schoenzolen vermorzeld. Elke vreemde zou nu troost moeten bieden. Wat is er aan de hand, vragen ze. Een van de jonge mannen stapt uit. Een blonde, met een vriendelijke stem. Kunnen we je helpen, vraagt hij? Gaat het niet goed met je, vriend? De woorden zijn nog niet uitgesproken of hij heeft je ook al een flinke mep gegeven en vliegensvlug je broekzakken doorzocht naar bruikbaar materiaal, vooral geld, kredietkaarten, weet ik veel wat ze willen. Ze mogen alles hebben, het weinige dat ik nog heb, als ze me maar laten leven.
Ik denk aan mijn dode vrienden, Jos en Willy, die er zelf een eindpunt achter hebben gezet. Zij zijn aan deze algemene ontmenselijking ontsnapt. Hadden zij het voorvoeld? Zoals Hölderlin kort na de Franse revolutie en in 1970, na de omwentelingen van de jaren zestig, Syd Barrett? En zoals zovele anderen. Beroemden, naamlozen. Virginia Woolf, Cesare Pavese, Adrian Borland, Richard Manuel. De namen van de naamlozen ken ik niet.
Een aantal zinnen van Peter Sloterdijk uit ‘Het kristalpaleis’, een schitterend boek, kunnen deze pijnlijke gebeurtenis misschien in een bredere context plaatsen.

“De naïeve aanname van een potentiële openheid van allen voor allen wordt door de globalisering ad absurdum gevoerd. Integendeel, hoe meer de wereld in een netwerk verandert, hoe duidelijker de onvermijdelijke eindigheid van de belangstelling van mensen voor mensen wordt – er treedt alleen een morele accentverschuiving op, en wel in de richting van een steeds toenemende belastbaarheid ondanks verhevigende stress. Men moet er niet raar van opkijken als blijkt dat hoe meer de wereld in een netwerk gevangen raakt, hoe meer de symptomen van misantropie in aantal zullen groeien. Als mensenvrees een antwoord is op onwelkome nabuurschap, dan kan men op grond van de gedwongen nabuurschap-op-afstand van de meerderheid met de meerderheid een ongekende epidemie van misantropie voorspellen. Dat zal alleen diegenen verbazen die vergeten zijn dat de uitdrukkingen ‘buur’ en ‘vijand’ van oudsher nagenoeg synoniem waren. Tegen deze achtergrond krijgen begrippen als ‘beschaving’ en ‘wereldburgerschap’ een andere betekenis: ze verwijzen naar de horizon van misantropie onderdrukkende maatregelen.”

En ook dit nog:

“Om antropologisch te spreken: de homo sapiens heeft van alle levende wezens de breedste rug – hij heeft hem nodig om hem zijn medemensen toe te keren. In-de-wereld-zijn heeft altijd al de trekken gehad van een overweldigend wijd verspreid veronachtzamen-van-al-datgene-wat-niet-direct-opgenomen-kan-worden.”

Auteur: Martin Pulaski

Dichter, schrijver, blogger, filosoof, DJ. Liefde voor steden, literatuur, muziek, film, kunsten, nachtleven. Radioprogramma ‘Zéro de conduite’ op Radio Centraal Antwerpen 106.7 fm en streaming.

5 gedachten over “BOZE EN BOOSAARDIGE MENSEN”

  1. martin, met mij gaat het ook al niet te best. alsof ik verdwaald ben in een woud vol donkere gedachte en geen uitweg meer zie …

    je verhaal komt me trouwens bekend voor. in tanzania heeft een groep wanhopigen ooit eens een mes op mijn borstkas gezet en mijn keel dicht geknepen. gelukkig bestaat daar nog wel een zekere solidariteit en zijn de omstaanders me ter hulp gesneld (één van de daders werd zelfs ter plaats gelyncht hetgeen voor mij mogelijk nog afgrijselijker was) … de mens is een beest voor zijn medemens … jean paul sartre spreekt daarover in huis clos. uiteindelijk worden wij per toeval in een bepaalde groep mensdieren gedropt en van ons (gevoelige zielen) wordt verwacht dat we daar zomaar mee om kunnen gaan. ik weet het niet hoor …

    Like

  2. m. het is erg, en wat jij hebt meegemaakt lijkt me letterlijk verschrikkelijk. maar we mogen niet veralgemenen, vind ik – er zijn nog altijd goede mensen (of mensen die voor een groot deel goed zijn en het goede willen doen, perfectie bestaat natuurlijk niet, ik heb zelf ook veel gebreken en zwaktes).

    Like

  3. Martin, ik had in de buurt kunnen zijn, zou je kunnen helpen hebben, vanuit mijn professionele bevoegdheid, jongen toch, die machteloosheid

    sorry,
    Marlon

    Like

Reacties zijn gesloten.

%d bloggers liken dit: