Het is al een hele tijd geleden dat ik een dagboek bijhield. Ik moest er elke dag iets in noteren, ook op dagen dat ik niets te vertellen had, het was een ware obsessie. Geleidelijk aan nam die innerlijke dwang af. Ik ging berusten in het feit dat er periodes zijn in het leven die niet de moeite waard zijn om bij stil te staan, of dat die er wel zijn maar dat je de energie niet hebt om er iets mee te doen. Er kwam minder en minder in mijn dagboeken terecht. Soms kreeg ik maar twee of drie bladzijden op een heel jaar gevuld. Ik ben er dan maar mee gestopt. Wellicht had ik voldoende gezeten en gezwegen, mijn ‘onbewuste’ dwong mij om in beweging te komen, om te leven. De stad in, de nacht, dansen, rock & roll, reizen. De orde die het dagboek aan mijn leven had gegeven maakte plaats voor chaos. Alles verbrokkelde. Waar geloofde ik nog in? Wat waren mijn idealen? Waarom was ik tegen uitbuiting en onderdrukking, waarom noemde ik mij progressief en verdedigde ik de vrijheid van denken en doen? Ik had geen houvast meer. Erger nog, misschien, was dat ik mijn dromen vergat. Ik werd ’s morgens of ’s middags of ’s avonds wakker en er was niets meer over van het ‘nachtelijk’ bestaan, geen spoor (zeker geen bewust spoor). Ik wist met zekerheid dat ik nog droomde maar doordat ik de dromen niet meer systematisch noteerde in mijn dagboek – of nachtboek – bleven ze in het onbewuste achter. De hersenen waren niet soepel genoeg meer om ze in heldere beelden en zinnen om te zetten, om ze te vertellen. Af en toe noteerde ik nog wel eens iets op een stukje papier, maar dat was uitzonderlijk, op reis bijvoorbeeld. En zo is het nog altijd. Maar ik wil daar verandering in brengen. Ik houd nu ongeveer een jaar een weblog bij. Dat is natuurlijk niet hetzelfde als een dagboek. Een dagboek is een gesprek met jezelf, een weblog is mededeling. Je spreekt de anderen rechtstreeks aan (of toe). Wees gerust: ik zal hier geen bladzijden vol dromen noteren, want dat is zeer vervelend. Maar ik wil samen met het werk aan deze notities toch ook opnieuw op zoek gaan naar mijn nachtelijke schatten en verschrikkingen, en wat ik op die manier opdelf als grondstof gebruiken voor allerlei kunststukjes en duizelingwekkende evenwichtsoefeningen.
In ‘Donderslag op muziek. Een keuze uit zijn kladboeken’ van Lichtenberg (1742-1799) las ik vanmorgen het volgende:
“Wanneer ik in een droom met iemand redetwist en hij weerspreekt en onderricht mij, ben ik het die mijzelf onderricht, dus nadenkt. Dat nadenken wordt dus als een vorm van gesprek beschouwd. Kunnen wij ons er dan over verbazen dat volken in vroegere tijden datgene wat zij met betrekking tot de slang dachten (zoals Eva deed) als volgt uitdrukten: ‘De slang sprak tot mij. De Heer sprak tot mij. Mijn geest sprak tot mij.’ Omdat wij eigenlijk niet precies weten waar wij denken, kunnen wij onze gedachten de plaats toewijzen die wij verkiezen. Zoals men kan spreken dat het lijkt alsof het gesprokene van een ander afkomstig is, zo kan men ook denken dat het lijkt alsof wat wij denken tegen ons wordt gezegd: het daimonion van Socrates enzovoort. Hoe verbazend veel zou nog door middel van dromen kunnen worden ontwikkeld.”
Foto: After Midnight, Martin Pulaski, 2005
Mooie schaduwen, Martin.
Ik heb een theorie over ‘dromen’, ‘dagdromen’, ‘ogensluiten’.
Een nogal eigenzinnige theorie, want zoals ik eerder al zei; ik droom bijna nooit.
Of wel? Misschien droom ik wel meer dan de anderen.
etcetera
Socrates was niet gek.
LikeLike