Ik was waarschijnlijk nog niet goed wakker toen ik vanmorgen de krant zat te lezen. Was het al één april en toch nog zo koud? Ik had me net aan de ijzige kou ontworsteld en zat zo’n beetje te cocoonen, maar dan wel tussen massa’s zich naar hun ‘werk’ begevende lotgenoten in een voertuig dat een slang of een paling nabootst, sterke dieren, maar dat even kwetsbaar is als een mier of een eendagsvlieg. Onwillekeurig wierp ik een blik op mijn polshorloge, wat geen sinecure is met zoveel kleren aan, een krant en een tas in de handen en een iPod in de oren (Richard Hawley, Coles Corner). Mijn horloge geeft echter alleen maar dagen aan, geen maanden (natuurlijk ook wel de kortere duur). Het was alvast niet de eerste van om het even welke maand. Van zulke avonturen word je al een beetje wakker: de datum staat gewoon in de krant. Onzin dus, van die 1 april.
Wat ik las was dat het Pentagon, nog niet lang geleden doelwit van een terroristische aanslag, insecten wil rekruteren. Kennelijk vinden ze geen menselijke spionnen. James Bond is niet meer populair, Doctor No is te sterk geworden. Insecten dan maar. Ze willen bij die insecten, motten of libellen, een chip inplanten, een micro-elektromechanisch systeem dat in contact zou moeten staan met hun zenuwstelsel (van de insecten welteverstaan). “In feite wordt het insect omgebouwd tot een soort op afstand bestuurd miniatuurvliegtuigje.” De gerekruteerde insecten zullen de taken van James Bond, George Bush en Tony Blair overnemen. Ze moeten als zeer kleine padvindertjes op speurtocht gaan naar massavernietigingswapens, gifgassen, sporen van explosieven. Als ze in een of ander land iets vinden wordt dat meteen platgebombardeerd. Maar wat gebeurt er dan met die heldhaftige insecten?
In het artikel wordt er op gewezen dat sommige onderzoeken van het Pentagon mislukken, onder meer dat naar een mechanische olifant. Een roze panter daarentegen loop hier elke avond omstreeks 11.40 uur door mijn straat.