TROOST VAN VREEMDEN

Wat heb ik me op de hals gehaald toen ik zei dat ik nader zou ingaan op de troost van vreemden. Er is al zoveel over geschreven, door de eersten de besten, dat zeker, want die schrijven over alles, maar ook door gewoonweg de besten, zoals Ian McEwan, Tennessee Williams, Sophocles, Julia Kristeva en Neil Young. Ian McEwan’s tweede roman, als ik me niet vergis, heet The Comfort Of Strangers, en gaat, opnieuw als ik me niet vergis (want het is lang geleden en ik ben niet op die manier wetenschappelijk ingesteld dat ik voor alles meteen ‘mijn’ bronnen ga raadplegen), over een gehuwd stel dat te zeer ‘gehuwd’ is. Twee mensen die met elkaar verstrengeld, vergroeid zijn, één lichaam en één geest. In Venetië (of is het een andere stad; ik denk dat ik ook een verfilming van dat boek heb gezien) ontmoeten ze een ‘vreemde’, een sadistische man, en zijn zeer beschadigde masochistische vrouw. Die ontmoeting wordt hun noodlot.

Ik haal er toch even het boek bij, om te zien hoe het afloopt. Het einde vergeet ik altijd. Waarschijnlijk omdat ik zelf geen einde wil. Ik wil dat alles doorgaat, een toneelstuk, een film, een gesprek, een party, seks, alles. Het leven op aarde, vooral. Ik heb het meteen gevonden. 140 frank heb ik ervoor betaald, een mooie ingebonden versie, uitgegeven bij Jonathan Cape in 1981. Inderdaad, de tweede roman van Ian McEwan, de eerste was The Cement Garden, met Charlotte Gainsbourg. Ach, neen, dat was de film. Excuses. Verwarring. Wel een mooi boek, toch, daar niet van. Alle boeken van Ian McEwan zijn mooie boeken, en zo goed geschreven; ik hoop dat ze de tijd zullen trotseren. Dat nog veel vreemden ze zullen koesteren, later, als wij er niet meer zijn om de loftrompet te steken.

Maar ik dwaal af, dat komt ervan, zoveel jasmijnthee drinken is ook weer niet goed. The Comfort Of Stangers, daar ging het over. Wat staat hij nog jong en onschuldig afgebeeld op het jacket (ik vind nu even het Nederlandse woord niet voor ‘jacket’, dat krijg je met al dat geschrijf op flickr en van die toestanden, je vergeet de woorden van je moedertaal, een erge zaak, waar we echter niet dood van gaan). Ja, het eindigt met Mary’s identificatie van het lichaam. Haar man, Colin, is dood, vermoord door de ‘vreemden’ in de vreemde stad.
En wat lees ik op de laatste bladzijde? “But she explained nothing, for a stranger had arranged Colin’s hair the wrong way. She combed it with her fingers and said nothing at all.”
Ik blader nu terug naar bladzijde 76:
“Now men doubt themselves, they hate each other. Women treat men like children, because they can’t take them seriously.”
Beste lezer, denk nu niet dat dit een standpunt van de schrijver is, want dat is niet zo. Dit is de stem van een personage, bedacht door een nog zeer jonge, enigszins idealistische, bijna feministische schrijver.
Hoe het ook zij, ver ben ik nog niet gekomen met mijn troost van vreemden. En hoe zit het dan met Blanche Dubois in ‘A Streetcar Named Desire’? Ik zou het kunnen navertellen, maar ik citeer liever, dat is eerlijker:

“DOCTOR [to the MATRON] Let go.

[The MATRON releases her. BLANCHE extends her hands towards the DOCTOR. He draws her up gently and supports her with his arm and leads her through the portières.]

BLANCE [holding tight to his arm] Whoever you are – I have always depended on the kindness of strangers.

[The poker players stand back as BLANCHE and the DOCTOR cross the kitchen to the front door. She allows him to lead her as if she were blind. As they go out on the porch, STELLA cries out her sister’s name from where she is crouched a few steps upon the stairs.]”

Blanche legt haar lot in de handen van een dokter, zeer waarschijnlijk zal ze korte tijd later al een elektroshockbehandeling krijgen, maar dat weten we niet met zekerheid, want hier houdt het stuk van Tennessee Williams op. Blanche vertrouwt op de troost (of de vriendelijkheid) van vreemden, maar hoe komt dat? Blanche is zwak, zenuwziek (zo werd dat toen genoemd), neurotisch; ze gedraagt zich alsof ze blind is. Als je blind bent voor de werkelijkheid, als je niet wil zien wat om je heen gebeurt, als je in een illusionaire wereld leeft, dan worden de vreemden, hoe vijandig ook, je vrienden. Als je geen vrienden hebt, vind je ze wel uit.
Om eerlijk te zijn: ik bevind me op een dood spoor. Het wordt donker rondom me. Waar ben ik? Is dit het punt waar de wegen kruisen? Wie komt daar op me af? Vijand of vriend? Een oude man, een vreemde vent?

“Wee en nogmaals wee! Hoe steekt in mij meteen de prikkel van de pijn en de herinnering.” (Sophocles, Koning Oedipus).

Auteur: Martin Pulaski

Dichter, schrijver, blogger, filosoof, DJ. Liefde voor steden, literatuur, muziek, film, kunsten, nachtleven. Radioprogramma ‘Zéro de conduite’ op Radio Centraal Antwerpen 106.7 fm en streaming.

2 gedachten over “TROOST VAN VREEMDEN”

  1. dit gaat heel ver.
    Het doet me aan heel veel denken.
    Het doet me ook denken aan ‘niet kiezen’. Wat in feite op zich een heel belangrijke keuze is. Den ik toch. Ik ben er zelfs van overtuigd.
    Het is een quote, ik weet echt niet meer van wie.
    Het doet me ook denken aan ‘niet willen (laten) veranderen’. Niemand moet iemand proberen te veranderen, denk ik, vind ik. Mag iemand toelaten dat iemand anders hem probeert te veranderen?
    Heel ver gevolgde draadjes. Heel zware materie.

    Like

  2. nu bracht je me, trouwens, heel ver terug.
    Wij (ik niet zo, maar toch; wij) hebben nog een kleine oude collectie LP’s. Ik dook dus zonet in Crosby, Stills, Nash & Young; ‘Déjà vu’ staat nu op, weliswaar op PC maar de LP ligt hier naast mij.
    ‘Pocahontas’ vind ik ook een heel mooi nummer.

    Like

Reacties zijn gesloten.

%d bloggers liken dit: