Natuurlijk lees ik al lang niet meer de rechts-liberale krant de Morgen – die zelfs de vakbond schoffeert die hem in tijden van nood met veel inzet mee van de ondergang heeft gered. Mijn levensgezellin zat vanavond echter op me te wachten in café de Monk, om van daaruit samen naar de KVS te gaan, waar we Onze Lieve Vrouw Van Vlaanderen zouden gaan zien, waarover morgen misschien enige woorden meer. Bettye Lavette moet overigens ook nog aan de beurt komen. Dat was, ik zeg het nu al meteen, een van de beste concerten die ik de voorbije maanden heb mogen bijwonen, beleven, ondergaan, en ik ben wat dat betreft allerminst een debutant.
Ik had Laura opgebeld om haar te vragen of zij een dame met een poes kende – want een zodanige madam was toen ik thuis vertrok binnengekomen en meteen de trap opgelopen, een madam met een poes in een kooi. Ze had geantwoord dat ik me over die dame geen zorgen moest maken, “het zal wel een vriendin zijn van onze benedenbuur”, en zeker geen inbreekster… Ze vond dat ik beter maar eens dat artikel moest lezen van Dirk Steenhaut over Bob Dylan. Dat was wel wat erger dan potentiële inbrekers met een kat in een kooi. Als ik er nu over nadenk lijkt me mijn schrik ook helemaal absurd. Welke dief dringt een huis binnen met een kat om voor te zorgen? Maar het is een blijft en dwaze en onvoorspelbare wereld. Remember the diplomat who carried on his shoulder a siamese cat?
Dirk Steenhaut, de naam zei me nog iets, of liever, ik voelde een soort van fantoompijn bij het horen van die lettergrepen. Was dat niet die ‘fantast’ die al tientallen jaren pagina’s vult in het hierbovengenoemde renegatenblaadje? Een ‘fantast’ zonder enige fantasie. Inderdaad. In de Monk aangekomen bestelde ik een koffie en las het stuk van de driewerf vermaledijde droogstoppel. Ik vermoed heel sterk dat de man niet in Vorst is geweest. Overigens zijn publicisten die het over ‘Zijne Nasaliteit’ hebben hoe dan ook verdacht. Welke clichés verzinnen deze heren voor boter, of vis? Bob Dylans naam is Bob Dylan. Niet meer en niet minder. Van Zijne Steenhouterigheid mocht Bob Dylan geen toetsen beroeren. Dan zat hij daar niet goed zichtbaar op het podium. Hij moest van Zijne Steenhouterigheid goed zichtbaar vooraan op het podium staan, graag met een gitaar, en hij moest uit volle borst zingen, liefst van al met de stem van een 24-jarige held uit de jaren zestig, – of had hij een Pavarotti of een Bono in gedachten? – en iedereen in Vorst had hem langs alle kanten met zijn of haar blikken moeten kunnen penetreren. Wat een godverdomde onzin! Ik gebruik een uitroepteken. Een slecht teken! Zijne Steenhouterigheid heeft Bob Dylan niet gezien. Volgens de recensent zat Dylan ergens achter de drummer of de steelgitaarspeler. Nu, ik was wel wat dronken, maar ik heb Bob Dylan echt gezien. Hij stond daar aan zijn toetsenbord als een Ray Charles, soms, en als een Little Richard, zijn jeugdheld, vol oud vuur en ongebluste liefde voor de muziek die in zijn ziel huist, en in de ziel van degenen die zich onvoorwaardelijk voor hem openen. Hij had trouwens een heel mooi kostuum uitgekozen om zich aan ons te tonen.
Bob Dylan is de oudere ziel die ons eraan herinnert waar en hoe het allemaal begonnen is en dat het nog lang niet gedaan is, versleten stembanden of niet.
Wie heeft er ooit geklaagd over het gehuil van Howlin’ Wolf, het gejodel van Jimmie Rodgers, over Sonny Boy Williamson en zijn bolhoed en de act met het net niet inslikken van zijn mondharmonica, over de sentimentaliteit van Hank Williams (I’m So Lonesome I Could Cry!), over het stomdronken maar bijzonder sensueel rocken van Lucinda Williams, over de megalomanie van Elvis Costello, over het fake engagement van Elvis Presley’s In the Ghetto (een meesterwerk), over het onnozele kapsel van James Brown, over de zoeterigheid van Ray Charles (het ongeëvenaarde Born To Lose)? Of over het racisme van John Ford en het mysterieuze gezeik van Rainer Werner Fassbinder? Om het nog niet te hebben over de Trojanenfobie van Homerus en de Germanenhaat van Friedrich Nietzsche, en de oorlogszucht van John Fitzgerald Kennedy.
Zijne Steenhouterigheid schrijft dat het publiek verbazingwekkend mild was voor de ‘oude bard’. Vindt hij dan dat wij de oude zak een half uurtje hadden moesten staan uitschelden? Boe! Judas! Verrader! Enzovoort…
Met dank aan Klaas Debacker, die wel begrijpt waar het allemaal over gaat.
‘k heb dat artikel daarstraks ook gelezen, tja, de media is tegenwoordig wel een zielig hoopje hé …
LikeLike
Achjee,
weer iemand die onze tijd verspilt heeft.
Volgens mij heb je gelijk,
hij kan niet daar geweest zijn.
LikeLike
Inmiddels ken ik Dirk Steenhaut al enige jaren. Ik heb me voor het bovenstaande bij hem verontschuldigd. De tekst staat dan ook vol overdrijvingen en hyperbolen. Het was een razende gek die hem schreef, vandaar ook de slordigheid. Het probleem is dat ik vaak te genereus ben. Een muzikant (of kunstenaar) moet al heel slecht zijn eer ik kritiek uit. Dirks recensie was vanuit zijn standpunt gewoonweg juist. En natuurlijk was hij bij het concert aanwezig. Dirk Steenhaut is een lieve en integere man, met een diepe kennis van de onderwerpen waar hij over schrijft. En hij is het tegendeel van houterig.
LikeLike