ZERO DE CONDUITE: DAGEN

Yonki Time


Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Wat nooit meer dan een poging kan zijn. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Sinds 1991 kon je mijn show elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds beluisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier.

Cafédagen

Voor deze allerlaatste uitzending van Zéro de conduite op zaterdagavond kan ik helaas niet in de studio aanwezig zijn. Ik hoor hier achter me iemand verzachtende omstandigheden inroepen. De scheiding der machten. Vanaf juli wordt naar Antwerpen reizen – en vooral terugkeren naar Brussel – een stuk eenvoudiger. Ik heb er namelijk voor gekozen om van de avond naar de middag te verhuizen. Voortaan hoor je mij elke tweede vrijdag van de maand. De eerste uitzending in de Nieuwe Tijd is op vrijdag 14 juli. Quatorze juillet, inderdaad. En dat tot het einde mijner ondermaanse dagen. Maar nu nog één keer vandaag, zaterdag 3 juni 2023 van 18 tot 20 uur, zoals het was sinds ergens in 1991. Wat is er in die tijd, tijdens de uitzendingen en zeker ook erna, niet allemaal gebeurd… Als ik het ooit eens veel tijd heb moet ik er werk van maken om daar een overzicht van te maken. Omdat het gisteren mijn verjaardag was heb ik gekozen voor tijd, want daar blijft er almaar minder van over. Dat is natuurlijk niet alleen voor mij zo maar voor iedereen die – en alles wat – leeft. Al zijn alleen wij, denk ik, ons van onze eindigheid bewust. Het Nieuwe Tijdsbestek speelde zeker ook een rol in deze keuze.
Meer bepaald heb ik een selectie gemaakt van songs over uitzonderlijke dagen. Gelukkige dagen, lange dagen, vreemde dagen, turkooizen dagen, gouden dagen, dollardagen, vervlogen dagen, zomerdagen, heldere dagen, dagen aan zee, onschuldige dagen, dagen van toorn, dagen om te plukken – en ook nog vijf lange jaren, voor de wonderlijke bluesstem van Tina Turner. Los van deze songs wil ik ter overweging geven dat het voor ons allen van belang is wat wij doen met onze tijd, met ons verleden, met de mogelijkheden die we hebben in de toekomst. Wat wij nu doen met het nu. Maar ik geef toe dat zelfs daarover nadenken tijd en inspanning vraagt.

Veel luisterplezier.

Schooldagen

Deep Blue Day  Brian Eno – Apollo: Atmospheres & Soundtracks – Roger Eno/Brian Eno/Daniel Lanois

Lucky Day – Rank And File – The Slash Years -Tony Kinman

Waiting For My Lucky Day – Chris Isaak – Baja Sessions – Chris Isaak

Today is the Day – Yo La Tengo – Summer Sun – Yo La Tengo

Days That Used To Be – Neil Young & Crazy Horse – Ragged Glory – Neil Young

These Are Days – 10,000 Maniacs – Campfire Songs: The Popular, Obscure & Unknown Recordings – Hits  – Buck/Merchant

Uncloudy Day – The Staple Singers – The Story Of Vee-Jay  – Roebuck Staples

Summer Days – Bob Dylan – Love & Theft – Bob Dylan

Five Long Years – Ike & Tina Turner – Outta Season – Eddie Boyd

Our Day Will Come – Amy Winehouse – Lioness: Hidden Treasures – Bob Hilliard/Mort Garson

Around The World In A Day – Prince & The Revolution – Around The World In A Day – David Coleman/John L. Nelson/Prince

Happy Day – Talking Heads – Talking Heads: 77 – David Byrne

Zonnige dagen

Longest Days – The Sound – Shock Of Daylight – Adrian Borland

Turquoise Days – Echo & The Bunnymen – Heaven Up Here – McCulloch/Pattinson/de Freitas/Sergeant

Strange Days – The Doors – Strange Days – Jim Morrison/John Densmore/Ray Manzarek/Robby Krieger

Remember A Day – Pink Floyd – A Saucerful Of Secrets – Richard Wright

A Day In The Life Of A Tree – The Beach Boys – Surf’s Up – Brian Wilson/Jack Rieley

Young And Innocent Days – The Kinks – Arthur: Or The Decline And Fall Of The British Empire – Ray Davies

It’s A Beautiful Day Today – Moby Grape – Moby Grape 69′ – Bob Mosley

Great Day – Paul McCartney – Flaming Pie – Paul McCartney

Days – Television – Adventure – Richard Lloyd

Gold Day – Sparklehorse – It’s A Wonderful Life – Mark Linkous

Dollar Days – David Bowie – Blackstar – David Bowie

Nine Million Rainy Days – The Jesus And Mary Chain – Darklands – William Reid/Jim Reid

In Between Days – The Cure – Greatest Hits –  Robert Smith

Day Of The Lords – Joy Division – Unknown Pleasures – Stephen Morris/Peter Hook/Ian Curtis/Bernard Sumner

Clear Day – Hope Sandoval & The Warm Inventions – Bavarian Fruit Bread – Hope Sandoval

A Day At The Sea – John Martyn – The Tumbler – John Martyn

Last Day Of Summer – Kirsty MacColl – Titanic Days – Kirsty MacColl/Mark E. Nevin

Days Like These – Billy Bragg – Reaching To The Converted – Billy Bragg

Velvet Days – Kristin Hersh – Hips And Makers – Kristin Hersh

Day Is Passed And Gone – Willard Grant Conspiracy – Regard The End – Robert Fisher

Turn The Whole World On Just For A Moment… – Edie Sedgwick – Ciao! Manhattan –  Edie Sedgwick

Afwasdagen

Research, samenstelling en foto’s: Martin Pulaski
Klasfoto Eisden, fotograaf onbekend.

DE DIEPE RIVIER VAN TINA TURNER

And do I love you my oh my
Yeah, river deep, mountain high
If I lost you would I cry
Oh how I love you baby, baby, baby, baby

Toen ik 16 was, in 1966, betekende Tina Turner alles voor mij. In de jaren kort daarvoor hadden the Rolling Stones en Bob Dylan met enkele volstrekt opwindende singles mijn kijk op de wereld en mijn eigen leven veranderd. Ik zal niet ontkennen dat films als Shane en boeken als De Graaf van Monte Cristo en de verhalen van Edgar Allen Poe dat ook al hadden gedaan. Maar op een zwoele zomerdag in een kleine roeiboot in Bocholt op de Zuid-Willemsvaart, die de Maas met de Schelde verbindt, hoorde ik uit mijn kleine transistorradio de gigantische sound van River Deep-Mountain High ten hemel stijgen. De stem van Tina Turner, aangevuurd door het genie van Phil Spector, die overweldigende wall of sound, met een echo diep als de Stille Oceaan, hoog als Mount Elbert in Colorado, raakte mij tot in elke vezel van mijn lichaam en ziel, die meer één werden dan dat ooit was voorgevallen in een van de vele Heilige Missen die ik in mijn kinderjaren, toen ik diepgelovig was, had bijgewoond. Ik was nu een missionaris van Tina Turner geworden. Meteen voelde ik ook aan wat seks werkelijk was, hoe uitzinnig verschroeiend en allesomvattend. River Deep-Mountain High heeft mij toen op die drie minuten en vijfentwintig seconden voor altijd betoverd. Over het vervolg van mijn liefdesgeschiedenis met Tina Turner zwijg ik in alle mij bekende en onbekende toonaarden.

ZONDER DE KLEUREN VAN VERONIQUE

La double vie de Véronique

Elke dag is nu een dag van verlies. Keer op keer, minuut na minuut, laat je iets weg. Op weg van de keuken naar de eetkamer had je nog een of ander voorwerp in je handen, nu sta je voor het raam en kijkt naar een schaarse passant. Je handen zijn leeg. Je elimineert. Uit je zo al onsamenhangend vertoog laat je bijkomstige, maar soms ook cruciale woorden weg.

Al lange tijd voel je je onvruchtbaar en mogelijk daardoor ongeliefd. Hoe kun je dan liefhebben? Je voelt je schuldig omdat je nalatig bent. Maar wat laat je na? Vandaag is het anders. Het moet veranderen, denk je. Maar het verandert niet. Je herhaalt wat je gisteren al herhaalde. Behalve datgene wat je wegliet, dat herhaal je niet langer. Je herhaalt hoe langer hoe minder. Je wordt er bijna feilloos in, in het weglaten uit de herhaling. Je weet niet meer wat je weglaat. Het is foetsie.

Soberheid is een deugd, maar weglaten is verliezen. Schrijven is schrappen, zegt de schrijver die van zichzelf denk dat hij wijs is. Maar elk woord dat hij schrapt is een aanslag op een vermogen. Het wordt al gauw een boek dat in rook opgaat. Een bibliotheek gevuld met miljoenen kostbare alexandrijnen. Je wint niet aan soberheid maar aan verdorring, een cactus in de woestijn. Hoe lang houd je die droogte vol? Hoe lang kun je blijven ademhalen in een onttoverde wereld?

Ik ben het niet kwijt, zeg je. Het is nog niet allemaal verloren. Nu vind ik het even niet, maar straks is het er weer. Ja, het is waar, vandaag heb ik gefaald. Maar wie zegt dat ik morgen nogmaals zal falen? Wie zegt dat er niets nieuws meer opborrelt, zoet water uit barre grond? De kleuren zien er flets uit, maar wie is er zeker van dat ze morgen niet weer oplichten als in een zeldzame droom, dat ze je meteen binnenvoeren in de wereld van Krzysztof Kieślowski? Dat je morgen de kleuren ziet zoals Véronique ze ziet. En het is waar, de muziek inspireert je vandaag niet, wat je hoort zijn betekenisloze klanken. Waar is de emotie? De ontroering. Maar morgen dan? Hoor je dan niet nog een keer de stem van Weronika zoals je die de allereerste keer hoorde, in 1991 moet dat geweest zijn. Dat is al een hele tijd geleden, dat wel. Maar toch: er is die zee van mogelijkheden, en zelfs al is dat een metafoor, het is niet niets.

Samen met het verlies voel je dat je bloed kouder wordt, al heb je geen koorts. Goede wijn behoeft geen krans, maar toch verliest hij met het ouder worden zijn bouquet. Hoe kan dat? Wie had ooit gedacht dat het in je leven de verkeerde richting zou uitgaan? Dat de genadeloze pijl tenslotte zijn doel bereikt. Toen je jong was, gisteren nog, wilde je zo graag ouder worden. Ouder en wijzer en ervaren. Iemand die weet wat existentie betekent. Voor wie het leven van de bijen, het Assyrische spijkerschrift en de twaalf ringen van Saturnus hun diepste geheimen hebben prijsgegeven. Zag je in de donkere ogen van die oudere man dan niet het mysterie van een nooit verwezenlijkt plan? Dat het ook voor hem bij het plan bleef en dat hij de verwezenlijking ervan voor zich zou blijven uitschuiven? Zoals jij nu zegt, veel gaat verloren, maar veel blijft nog over, en er is nog tijd, er is nog tijd, er is nog tijd. Zou je je niet beter afkeren van je idealen, van je smachten naar een lauwerkrans? Vergeet het zegevieren.

Betekent één enkele sequoia niet meer dan zo’n ideaal van je? Om nu nog een Cherokee te worden is het te laat. Om middernacht vertrekt de laatste trein naar Het Barre Land. Doe wat je moet doen en doe het goed. Omhels een boom, zoals Véronique.

LEUK

Anderlecht, 14 mei 2012.

Op 16 mei 2012 vroeg ik me af wat ik nog eens een keer leuk zou vinden. Ik stelde vast dat ik alles al leuk had gevonden, dat er niets meer overbleef om leuk te vinden. Er bleef werkelijk niets meer over. Ik geloof dat ik vervolgens de hele tijd met het de handen in het haar heb gezeten. Vanaf dan ben ik vrij snel helemaal kaal geworden. Vooral omdat ik me zo heb moeten inspannen om toch maar weer dingen leuk te gaan vinden. Als ik nu eerlijk ben is het vandaag nog veel erger. In 2012 was ik nog ironisch. Nu is het allemaal echt: er is niets leuks meer onder de zon en de maan.
Tenzij dan de zon en de maan zelf, wat schaduw en wat regen. Een tomaat, een forel, asperges, een liedje van Ann Briggs, I Wish I Was A Mole In The Ground van Bascom Lamar Lunsford. Tenzij een boek of twee van W.G. Sebald (niet écht leuk, wel meesterlijk), een film van Jan Komasa (ook niet écht leuk, wel aangrijpend). Tenzij mijn allerleukste vrienden (en welke vrienden zijn nu niet leuk!). Tenzij de meeste rivieren en zeeën en de sterren in een donkere streek zonder lintbebouwing. Tenzij tapirs (die ik nooit in het echt heb gezien), olifanten en panda’s. Tenzij de verhalen van Heinrich Von Kleist. Tenzij… Laat mij er maar mee ophouden: er zijn te veel leuke dingen om ze allemaal op te kunnen sommen.

BAROCCO: SPELEN IN HET LABYRINT

L’Année dernière à Marienbad

[Antwerpse nachten 71]

Na mijn bezoek aan dokter Edgardus ging ik die avond met een gerust hart naar de bioscoop. In Cartoon’s stond L’Année dernière à Marienbad van Alain Resnais (regie) en Alain Robbe-Grillet (scenario) op het programma. Weer thuis noteerde ik enkele alom bekende wetenswaardigheden over die klassieke, veelbesproken film.

Ik stelde meteen al een paradox vast: Delphine Seyrig was ouder in 1961 dan in 1979 [1]. Zou voor sommige soortgenoten de tijd in omgekeerde richting verlopen? Een retorische vraag. Of bestaan er daaromtrent toch bij iemand ergens op deze wereld twijfels? Once you’re gone, you can’t come back. Zelfs de gevierde zanger Orpheus kon met geen macht zijn Eurydice uit de Onderwereld bevrijden.

Een aantal visuele aspecten van L’Année dernière à Marienbad die me eens te meer opvielen: tijdloze en toch vergane paleizen, parken en tuinen, somptueuze interieurs, marmer, trappen, hallen, labyrinten, lijnrechte paden, kiezelstenen, spiegelbeelden, schaduwen, bomen die geen schaduw werpen, onbeslapen bedden, speeltafels, handschoenen, vreugdeloze spelers en gokkers, emotieloze dansers, talloze barokke stoelen en tafels en bijzettafels, mannen en vrouwen in avondkledij die niet lijken te bewegen, ze zijn bevroren in hun eigen tijd, beelden, jurken van Chanel, onberispelijke coiffures, blikken zonder geschiedenis. Een spel met kaarten, domino’s, lucifers, dat nim wordt genoemd. Degene die de laatste lucifer overhoudt is de verliezer. Ik heb het later thuis gespeeld, vooral met Duchateau, zonder één keer te verliezen.

De film dompelt je onder in een immense leegte, nauwelijks verborgen achter de luxueuze façades van de bourgeoisie. Kijk daar hebben we mijn ‘Eindeloze groei van een droomarchitectuur/mijn muren’ [2]. Veel van wat de film mij die avond toonde staat in die tekst, die ontstond in een korte barokke periode, vooral onder invloed van het essay Barocco [3] van de briljante Cubaanse auteur Severo Sarduy.

Laten we voor ons vermaak even in het labyrint gaan kijken. De doolhof is, naast de tijd en het geheugen, mogelijk het hoofdthema van L’Année dernière à Marienbad. In Stanley Kubricks The Shining zie je een vergelijkbaar labyrint. Het hotel en de tuin waar geen schaduw valt vormen een gesloten wereld waaruit geen ontsnapping mogelijk is. Denk maar niet dat iemand een tunnel gaat graven want dan kom je bedrogen uit. Deze mensen hebben propere handen. Aan werken zijn ze nooit toegekomen. De mondaine dame (Delphine Seyrig) kan alleen maar wegvluchten in weer een ander, parallel labyrint. Het eerste labyrint is mogelijk dat van het leven; het tweede, waar ze alleen achterblijft met de mondaine man, haar bevrijder, is dan dat van de dood. Deze absurde uitweg was haar een jaar voordien, in Marienbad of in Karlsbad of nog ergens anders, wie zal het zeggen, al uit de doeken gedaan.

In het labyrint van de dood, als ik het zo mag noemen, worden er net als bij gewone stervelingen spelletjes gespeeld. In een spel zit altijd muziek, zeker in een kansspel. Denk maar aan John Cage. Welke geluiden zullen zijn elektrisch versterkte cactussen voortbrengen? Dat is toch ook wel weer toevallig, dat ik nu aan John Cage denk. En niet aan John Cale, want dat was net zo goed mogelijk geweest. Of aan Brian Eno met zijn oblique strategies.

Fascinerend in Marienbad vond ik de speler (Sacha Pitoëff) die nooit verliest. Bestaan er mensen die bewust willen verliezen? Ik denk het niet. Al wordt beweerd dat gokverslaafden net hun kick krijgen van het verliezen. Ik denk hierbij aan het personage van Jacques Dutronc in Barbets Schroeders voortreffelijke film Tricheurs. Hij lijkt niets liever te doen dan te verliezen. Dat roept dan weer Samuel Beckets woorden op uit Worstward Ho!: “Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.”
Het kaartspel van het Sacha Pitoëff-personage (dat je ook met lucifers of tandenstokers kunt spelen): vier rijen van respectievelijk 7, 5, 3 en 1 kaarten. In het totaal dus 16 kaarten, de som van de cijfers is 7. Een heilig getal. Dat hij niet kan verliezen is het fatum van deze speler. Dat hij moet winnen is zijn lot. Vloekt dat fatalisme dan niet met het toeval? Niet als je zoals Nietzsche het lot – alsof het een mishandeld paard is – omhelst. Dat de magere speler van Marienbad, of waar het ook was, is of zal zijn, uiteindelijk toch zal verliezen, dat weet hij en hij zal zich daar niet tegen verzetten.

L’Année dernière à Marienbad

[1] L’Année dernière à Marienbad ging in juni 1961 in première. 1979 was het jaar waarin deze notitie ontstond.

[2] Een proeve van ‘ander proza’, gepubliceerd in het tijdschrift Aurora.

[3] Severo Sarduy accompagne ce constat d’une thèse audacieuse intimant que le baroque n’est pas un dispositif artistique conservateur mais révolutionnaire, et un modèle de réflexion sur les changements et les crises, y compris actuelles. Il détermine ensuite le canon néo baroque comme une renaissance du baroque historique exhumé, mais aussi comme modèle d’analyse et d’exécution des oeuvres de la modernité.
Sophie Chalandre, Babelio

Opmerking dit 71ste hoofdstuk van Antwerpse Nachten werd eerder als losstaande filmbespreking in Hoochiekoochie opgenomen op 14 november 2018. Ik had er toen nog geen idee van dat ik een jaar later aan de kroniek zou beginnen. Dit is een grondig herwerkte versie van die filmbespreking.

BIJ DOKTER EDGARDUS, HARTSPECIALIST

[Antwerpse Nachten 70]

De dag is aangebroken waarop ik te weten zal komen hoe het met mijn hart is gesteld. Ik hoop dat het mij niet zal verraden. Ik hoop dat dokter Edgardus, de hartspecialist, mij niet gek zal verklaren. Hij zal meteen merken hoe overgevoelig mijn zintuigen zijn. Een glazen oog, misschien heeft hij een glazen oog. In dat geval moet je dubbel voorzichtig zijn.

Als dokter Edgardus me vraagt wat mijn beroep is, stel ik vast dat mijn antwoord, filosoof, op weinig bijval kan rekenen. Het is iets in zijn ogen, wat precies is mij onduidelijk. Zijn filosofen niet altijd een beetje gestoord, beelden ze zich geen andere werelden in, dromen ze niet van ideale steden en utopische samenlevingen? Allemaal twijfelachtig voor een cardioloog, een man die de geheimen van onze kloppende materie kan doorgronden. Ondanks die aversie, of wat ik als aversie interpreteer, is de goede dokter bereid me meteen te onderzoeken. Weliswaar vind ik dat hij nogal bruut te werk gaat, en erg gehaast ook. Wil hij me op de proef stellen? Wil hij zien of psychische factoren, bijvoorbeeld stress, een rol spelen in de symptomen die ik heb beschreven. Het is een sketch die hij opvoert, niet de eerste keer, veeleer routineus.

Al gauw weet dokter Edgardus me mee te delen dat mijn hart volmaakt in orde is. Ben ik niet wat teleurgesteld? Zou ik niet liever ziek zijn, lijden aan een erge ziekte? Het zou dan wel geen tbc zijn zoals Hans Castorp, maar een hartkwaal heeft toch ook wel iets. Er is helemaal niets mis met uw hart, er is geen afwijking, zegt de dokter, geen organisch letsel. De stoornissen die gij hebt zijn functioneel. Wat bedoelt hij daarmee? De zenuwen, zegt hij. Uw zenuwen spelen u parten. Daar had ik zelf al een vermoeden van.

Mogelijk ziet hij aan me dat ik enigszins teleurgesteld ben. Wil niet iedereen tenminste een klein beetje ziek zijn. Niet heel erg, geen kanker of iets dergelijks, gewoon iets wat goed te genezen valt. Want het is waar, ziekte verscherpt de zintuigen. Maar natuurlijk wil niet iedereen een beetje ziek zijn. Dat is een perverse gedachte van me. Mijn fantasie gaat weer met me op de loop. Zelf wil ik in de grond van mijn verraderlijke hart ook kerngezond zijn en ijzersterk.

Wat is eigenlijk een hartneurose vraag ik de dokter tussen neus en lippen. Ik heb daar ooit iets over gelezen. Of heeft Duchateau me erover verteld? Mijn oude vriend weet alles over ziektes en nog meer over geneesmiddelen. Een hartneurose, zegt dokter Edgardus, dat is wat gij hebt. Maar wees gerust, ge kunt daar niet van sterven. Echt niet, vraag ik. Absoluut, zegt hij. Nog nooit is iemand van een hartneurose doodgegaan. Gij zoudt de eerste zijn. Dat laatste klinkt al minder positief. Ik hoop dat het geen profetische woorden zijn. Hoop doet leven, zei mijn moeder altijd. Ik hoop dat ze gelijk had. En met die gedachte in mijn hoofd overhandig ik de dokter zijn honorarium. Met een glimlach in zijn ondoorgrondelijke ogen, duidelijk niet van glas, neemt hij afscheid van me en wenst me het beste. Zou hij dan toch niet neerkijken op filosofen?

Een blik op mijn polshorloge zegt me dat het precies twaalf uur is. Ik doe het ding uit en stop het in mijn zak. Ik wil niet weten hoe laat het is.

Foto: Agnes Anquinet

Antwerpen 7 september 1979 / Brussel 9 mei 2023

PHILIPPE SOLLERS EN IK

Philippe Sollers werd geboren op 28 november 1936 en overleed op 5 mei 2023. Zo zou mijn korte biografie of zelfs een in memoriam kunnen beginnen. Maar dat is hier niet het geval. Deze Franse invloedrijke en wispelturige schrijver moet ik anders benaderen. Mijn in memoriam kan alleen maar ongewoon zijn, een egodocument.

In de late jaren zeventig [1] was Philippe Sollers mijn leraar op afstand. Dat heeft hij nooit geweten en zelf kan ik het nog altijd maar moeilijk geloven. Ik keek toen naar hem op en verdiepte mij in zijn vaak hermetische en experimentele teksten. Romans als Lois, H en Paradis hadden toen nogal wat invloed op mijn schrijven, dat toen ook de grenzen van de taal opzocht. En ze overschreed, zoals het ander proza betaamde. Het zijn teksten die ik later verworpen heb, ik begreep zelf niet meer wat ik geschreven had. Toch blijft er van mijn experimenten als Stasis (verschenen in het tijdschrift Aurora, in 1979) een aantrekkingskracht uitgaan. Meer dan eens heb ik Philippe Sollers vervloekt, omdat hij me het leven als auteur erg bemoeilijkt heeft. Maar was ik het zelf niet die me mijn leven moeilijk maakte? Niemand anders dan ik zelf ben toch verantwoordelijk voor de keuzes die ik al dan niet maak? Goed, dit zegt meer over mezelf dan over Philippe Sollers.

De essays in L’Écriture et l’expérience des limites heeft mij geholpen om De Goddelijke Komedie van Dante te lezen, maar die lectuur ook haast onmogelijk gemaakt. Ik heb mij van zowel het theoretische werk als van de romans van Sollers moeten distantiëren omdat ik bang was mijn verstand te verliezen. Hetzelfde heb ik met de geschriften van zijn echtgenote, Julia Kristeva moeten doen. Met Finnegans Wake van James Joyce ben ik nog steeds uiterst voorzichtig.

Philippe Sollers was een man als geen ander, een controversiële denker en schrijver, een professionele dwarsligger. Een extravagante intellectueel, maar zeker geen heilige. Vaarwel, Philippe Sollers.

[1] De periode die ik beschrijf in mijn kroniek Nachten aan de Kant / Antwerpse nachten.

VAARWEL WIM KAYZER

Wim Kayzer is dood. Heeft in het Nederlands taalgebied ooit een televisiemaker meer voor me betekend dan hij? Zijn lange gespreksprogramma’s, ook televisievertellingen genoemd, maakten van mij een beter mens, daar twijfel ik geen ogenblik aan. De serie Nauwgezet en wanhopig over de geschiedenis van de twintigste eeuw, met als gasten György Konrád (van wie ik alles wat ik vinden kon ben gaan lezen), Gabriel García Márquez, George Steiner en Jorge Semprun, was een revelatie. Een schitterend ongeluk liet mij samen met onder meer Stephen Jay Gould, Oliver Sacks, Daniel Dennett en Stephen Toulmin nadenken over de rol en betekenis van de wetenschap in de 20ste eeuw. In Vertrouwd en o zo vreemd werd het geheugen verkend met o.m. Armando, Ben Okri en Joseph Brodsky. Ik meen mij te herinneren dat ik pas daarna sublieme poëzie en proza van Brodsky ben gaan lezen.

Het ongeëvenaarde hoogtepunt in Wim Kaysers televisieloopbaan zal wel Van de schoonheid en de troost zijn. Die twee zo belangrijke thema’s met elkaar verbinden is op zich al uniek in de vluchtige wereld van de televisie. En dat dan nog eens zo lang en zo boeiend kunnen rekken met zoveel interessante wetenschappers, kunstenaars en schrijvers (onder meer Simon Schama, Germaine Greer, Martha Nussbaum, J.M. Coetzee en Jane Goodall), getuigt niet alleen van kennis en inzicht maar ook van wilskracht en volharding. Vaarwel, Wim Kayzer.

ZERO DE CONDUITE: RECENTE SONGS

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier.

Vanavond geen thema maar een keuze van recente songs van vooral jongere artiesten. (De leeftijd van de jongste ken ik niet, de tweede oudste werd geboren op 24 mei 1941). Het is eens iets anders dan songs over vergeten namen, dominospelers, melk- en kaasboeren, verbrande olmen en eiken, vervuilde rivieren, genadeloze misdadigers, oude boogschutters, bizarre eilandbewoners, doodlopende straten, nachtbrakers, religieuze fanatici en olijfolie. Eerlijk gezegd moet je ook harder ‘werken’ om een programma samen te stellen met vooral recente songs. Een man wordt ouder, vergeet al eens iets en, vooral, kan niet erg veel meer volgen. Ik weet niet of een jongere man wel nog op de hoogte kan blijven van alles wat er qua nieuwe platen verschijnt. Onlangs was ik op het kleine festival BRDCST in de AB en van alle artiesten die op het programma stonden kende ik er maar twee. Steve Gunn, een van de twee, komt vanavond aan bod.
Een groot aantal van de songs die ik heb gekozen beluister ik sinds december 2022. In zekere zin is dit mijn best of van dat jaar. Ik heb toen geen lijstje gemaakt, vooral omdat ik dat onrechtvaardig vond ten aanzien van alle muzikanten van wie ik nooit iets heb gehoord. Ik weet het, er staat nog een oudere jongere op het programma: Willie Nelson. Hij werd geboren op 29 april 1933, nog tijdens de Grote Depressie. Hij is dus 90 geworden, reden genoeg om dat te vieren. Met zijn cd Songbird uit 2006, een van zijn beste, vang ik twee vliegen in een klap, want Ryan Adams & the Cardinals spelen erop mee. Met Blind Date Party van Bonnie ‘Prince’ Billy en Bill Callahan vang ik niet alleen vliegen maar ook muggen en lieveheerbeestjes. Ik zal ze geen kwaad doen. Een lijst met gedetailleerde uitleg over de liedjes en uitvoerders volgt morgen of overmorgen.

Veel luisterplezier.

Black Flower & Meskerem Mees – Morning In The Jungle

Leyla McCalla – Le Bal est Fini –  Breaking The Thermometer

Jeff Parker – Four Folks – Forfolks

The Delines – This Ain’t No Getaway – The Sea Drift

Angel Olsen – All The Good Times – Big Time

Boygenius  (Julien Baker, Lucy Dacus, Phoebe Bridgers) – Emily, I’m Sorry – The Record

Bonnie ‘Prince Billy’,  Bill Callahan – I Love You (feat. David Pajo) – Blind Date Party

Bill Callahan – Planets – Reality

Yo La Tengo – Fallout – This Stupid World

Steve Gunn & David Moore – Scattering – Let the Moon Be a Planet

Beth Orton – Haunted Satellite – Weather Alive

Beach House – Sunset – Once Twice Melody

Eli “Paperboy” Reed – I’m a Lonesome Fugitive – Down Every Road

Shemekia Copeland – Fried Catfish And Bibles – Done Come Too Far

Molly Tuttle & Golden Highway – Side Saddle (feat. Gillian Welch) – Crooked Tree

Big Thief – Dried Roses – Dragon New Warm Mountain I Believe In You

Bonny Light Horseman – California – Rolling Golden Holy

Hermanos Gutiérrez – Tres Hermanos – El Bueno Y El Malo

Bob Dylan – Dirt Road Blues – 2022 Remix – Fragments Time Out Of Mind

Ryan Adams – If You See Her, Say Hello – Blood on the Tracks

Willie Nelson with Ryan Adams & the Cardinals – $ 1000 Wedding – Songbird

Joan Shelley – When The Light Is Dying – The Spur

Wilco – Country Song Upside-down – Cruel Country

Sylvie – Falls On Me – Sylvie

Feist – I Took All Of My Rings Off – Multitudes

Aldous Harding – Fever – Warm Chris

Smog – Keep Some Steady Friends Around – Rain On Lens

Samenstelling, research & presentatie: Martin Pulaski
Techniek: Istvan Leel-Össy

PSYCHEDELISCHE ERWIN EN HIPPIEMUZIEK IN HOLSBEEK

Deze foto was erg beschadigd. Vandaar de psychedelische bewerking. Een rode filter voor het beeld, niet om het te verhullen maar te verzachten. Hoewel rood toch ook een harde kleur is, de kleur van bloed en onheil. Erwin was mijn eerste Brusselse vriend. Op het Ritcs, waar we beiden begonnen waren aan de afdeling film van het Ritcs, klikte het meteen tussen ons. In de herfst van 1969 trok hij bij me in. Ik woonde toen nog maar net in een kamer in de Karmelietenstraat, vlak bij de Naamse Poort in Brussel. Hij bleef er tot maart 1970. Van dat huis en van die hele straat blijft niets over. De foto, waarop ook mijn zoontje Jesse staat afgebeeld, maakte mijn vrouw Vivian tijdens een bezoek aan onze vriend Roger in Holsbeek. Het zal ergens in 1973 zijn geweest. Roger woonde daar in iets wat op een blokhut leek, zonder stromend water. Ik geloof dat hij wel ergens elektriciteit kon aftappen, want we luisterden er naar the Incredible String Band en Tir Na Nog en heel veel Cat Stevens. Hippiemuziek. Ik heb nooit van de zangstem van Cat Stevens gehouden. Ik had een stapeltje platen meegebracht, om voor wat variatie te zorgen. Mogelijk wilde ik Rogers muzikale smaak wat bijschaven. Een leraar ben ik nooit geweest, maar wel altijd een beetje een pedagoog. Ik heb een lijstje teruggevonden van de elpees die ik die dag had meegenomen.

Lou Reed, 1ste elpee en Transformer
Pete Townshend, Who Came First
Quicksilver Messenger Service, Shady Grove en Quicksilver (met daarop het erg mooie Out Of My Mind)
Spirit, Clear
Alexander Spence, Oar
Rolling Stones, Let It Bleed
Jefferson Airplane, Long John Silver
The Beatles, Hey Jude (The Beatles Again)
Neil Young, 1ste elpee en After The Goldrush
Donovan, Sunshine Superman
Buffalo Springfield, Buffalo Springfield Again
Grin, Grin (eerste elpee, met Nils Lofgren, mijn favoriet nummer was Everybody’s Missin’ The Sun)
Byrds, The Notorious Byrd Brothers

TE WREED IS ELKE MAAN, TE BITTER ELKE ZON

Foto: Martin Pulaski

[Antwerpse Nachten 69]

Lange tijd lag ik die avond wakker, beklemd als ik mij voelde, mij hyperbewust van mijn hartslag en mijn ademhaling.

Bij Isabelle werd feest gevierd. Iedereen die toegang had gevonden tot de tragikomische microkosmos die ik helemaal zelf had ontworpen, een plaats en tegelijk geen plaats, was present. Waren deze romantische ruïnes wat overbleef van De Gnoe in de Wolstraat? Al van ver, onder het maanlicht boven een kleine parking waar twee mannen stonden te plassen, hoorde ik uitbundig gelach en gepraat en brutale muziek. IJsbrekers op een zomernacht. Binnen zag ik hoe bierglazen gulzig aan de lippen werden gebracht, hoe tabak en wiet werd geïnhaleerd.

Ik herinnerde mij niet hoe ik hier naartoe was gekomen, met wie, hoe ik binnen was geraakt. Had mijn chauffeur me geblinddoekt naar De Gnoe gevoerd? In een donkere hoek werd nogal stuntelig gedanst. Opgewonden, sensueel? Het was smoorheet, bedompt in de kroeg. Niemand had veel om het lijf. Ik voelde me misplaatst. Isabelles party liep trouwens bijna ten einde. Isabelle, op verwijtende toon: Maar jij bent helemaal niet dronken! Dat besefte ik nu zelf ook, ik was broodnuchter. Het probleem is, Isabelle, zei ik, dat ik moeilijk kan ademhalen met al die rookontwikkeling. Ik voel me hier niet thuis. Maar iedereen is hier, al je vrienden zijn gekomen, zei Isabelle.

Ze had die woorden nog maar net uitgesproken of er stond een groepje vermoeide feestvierders in een kring rond mij. Ik lag uitgeteld op de lege dansvloer. Ze droegen me naar buiten, waar het donker was. Waar was de maan naartoe? Henry legde me in zijn oude Renault en reed met me naar huis. Daar stopte mijn zoontje mij een piepklein, bruin flesje in de handen. Het is wel leeg, zei hij. Wat zat daar eigenlijk in? Voor ik zijn vraag kon beantwoorden, dat het waarschijnlijk cortisone was geweest, was hij al de deur uit. Met een buurjongen gaan spelen, zei Henry. Je bent wel erg ziek geworden op Isabelles party. Zo jammer. Je hebt niet eens gedanst op Two Sevens Clash. I take a ride sometimes / On Penn Overland and Bronx / And sometimes I ride on bus X82 / Say what! We hebben dokter Leukens gebeld. Je was er erg aan toe, jongen, je had de huidskleur van een dode ziel. Kijk, daar hebben we Alice, zei hij. Spuit hem maar een dosis cortisone in, zei hij. Dan zal hij wel beter worden. Al gauw kon ik inderdaad rustiger en dieper ademhalen.

We zaten aan onze grote tafel in de betegelde keuken. Aan de wand hing een immens schilderij, in de stijl van Giorgio de Chirico. Melancholie van een mooie dag? We wachtten af. Zou ik volledig genezen? Het verbaasde me niet eens dat Alice verpleegster was geworden. Maar waarom had ze geen witte schort aan? Waarom was ze naakt? Toch wat misplaatst, hier aan onze keukentafel. Ik vroeg haar of ik haar identiteitskaart mocht zien. Het is waar, het stond er zwart op groen: verpleegster. Waar blijft dokter Leukens, vroeg ik. We dachten niet dat hij nog moest komen, zei Alice.

Ik geloofde niets van dit alles. Wie waren deze mensen die zich als mijn vrienden voordeden? Wat wilden ze van me? Het waren ongetwijfeld oplichters en bedriegers. Weet je wat het belangrijkste is, ik leef nog, ik ben genezen, riep ik uit. Ik moet van mijn eigen wereld het centrum worden, eenzame kapitein van een droomschip op een zee van tijd.

Ω

De titel is ontleend aan de vertaling van Paul Claes van deze versregels van Arthur Rimbaud uit zijn gedicht Le bateau ivre: Toute lune est atroce et tout soleil amer: / L’âcre amour m’a gonflé de torpeurs enivrantes. / Ô que ma quille éclate ! Ô que j’aille à la mer! [Te wreed is elke maan, te bitter elke zon: / De wrange liefde liet mijn loom bedwelmen zwellen. / O kraakte maar mijn kiel! O dat ik zinken kon!]. Arthur Rimbaud, Gedichten, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1998

DENK JE SOMS NOG AAN MIJ?

No, fly me, fly me, far as pole from pole;
Rise Alps between us! and whole oceans roll!
Ah, come not, write not, think not once of me,
Nor share one pang of all I felt for thee.
Thy oaths I quit, thy memory resign;
Forget, renounce me, hate whate’er was mine.
Alexander Pope, Eloisa to Abelard, an Epistle

Vrijwel altijd als ik aan vergetelheid denk, denk ik aan herinnering. Zonder herinneringen heb je geen waardevol leven. Heel zeker schrijf je zonder herinneringen geen verhalen of gedichten. Zonder herinneringen weet je niet wat liefde is, wat haat. Je ervaringen hebben geen betekenis. Een magnifieke autobiografie van de actrice Bulle Ogier heet J’ai oublié. Daarin beschrijft ze zeer gedetailleerd personen die ze in haar lange leven heeft gekend en plaatsen die ze heeft bezocht. Dat mag paradoxaal klinken maar is het niet. Wat je je herinnert is niet wat en hoe het was. De ervaringen zijn onder lagen tijd bedolven, als scherven porselein onder modder. Het zijn verbleekte foto’s. Ze hebben nog wat kleur maar tegelijk zijn ze flets geworden. Herinneringen blijven je niet lang trouw.

Je kent het verhaal van Jorge Luis Borges over Ireneo Funes, de man die alles onthoudt. Dat onthouden van hem is eerder een vloek dan een zegen. “Denken is verschillen vergeten”, schrijft Borges, “is generaliseren, abstraheren. In de stampvolle wereld van Funes bestonden alleen maar details, die elkaar bijna verdrongen.” Te veel vergeten is een nadeel voor het leven; als je je te veel herinnert kun je daaraan ten onder gaan.

In ‘Over nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven’, schrijft Nietzsche dat alleen dieren gelukkig zijn omdat zij alles meteen vergeten. Het dier leeft onhistorisch. Zo ook het kind dat de wending ‘er was’ nog niet begrijpt. [1] Maar een pleidooi voor vergetelheid zonder meer is die beschouwing niet. De geschiedenis mag evenwel niet te zwaar door gaan wegen. Je moet kunnen vergeten om het nieuwe mogelijk te maken. Wie zich blind staart op de grote voorbeelden uit het verleden wordt passief en onvruchtbaar.

Zoals zowat iedereen uit ervaring weet is kunnen vergeten vaak heilzaam. Het gaat dan niet over blijvend vergeten, maar tijdelijk loslaten. Het is niet aangewezen je herinneringen voor altijd uit te wissen zoals in de film The Eternal Sunshine Of The Spotless Mind. Toch lost liefdesverdriet alleen maar op als je de vroegere geliefde kunt vergeten. Al is het maar tijdelijk en gedeeltelijk. Anderzijds wil hij die liefheeft dat het object van zijn liefde, zelfs als zij in werkelijkheid niet meer van hem houdt en zelfs helemaal niets meer voor hem voelt, altijd aan hem denkt. Of indien niet altijd, dan toch af en toe, zoals in de woorden van Fred Neil en Tim Buckley (en vele anderen): And sometimes I wonder / Do you ever think of me?

Weet je nog hoe mooi de dagen waren toen we elkaar liefhadden, hoe de wereld tegelijk helemaal helder werd, hoe alles waar onze blik op viel duidelijke contouren kreeg, als Donatello’s beeld van David in Florence, maar hoe dat ook allemaal als door een magische spreuk verdween als we elkaar omhelsden of alleen nog maar in de ogen keken? Herinner je je dat nog?

[1] En toch moet het [kind, MP] in zijn spel gestoord worden: maar al te vroeg wordt het uit de vergetelheid naar boven geroepen. Dan leert het de wending ‘er was’ te begrijpen, het wachtwoord waarmee strijd, lijden en verveling de mens naderkomen, om hem eraan te herinneren wat zijn existentie in de grond van de zaak is – een nooit te voltooien imperfectum.
Friedrich Nietzsche, Over nut en nadeel van de historie voor het leven, in: Oneigentijdse beschouwingen.

NOGMAALS DE CADIZ BLUES

Foto: Agnes Anquinet. Menchu en ik in bar Manteca, Cadiz

16 april 2016. Een mooie zonnige dag, in Cadiz met Menchu. De koortsblaasjes van een lange ziekte nog zichtbaar. Een longontsteking achter de rug, ik had enkele weken het bed moeten houden. De hoest bleef lange tijd aanslepen. Maar dan daar aan de Atlantische Oceaan en dicht bij de straat van Gibraltar het overweldigende en helende licht, een onverwoestbare vriendschap en liefde op het zoveelste gezicht.
Vandaag, zeven jaar later, grijsgrauwe wolken, lusteloosheid en, dat mag ik zeker niet vergeten, evenmin ver van hier, oorlog en vernietiging van jonge en oudere levens. Wat te doen?

Mogelijk kan alleen een vriend of een vriendin die tegenover me zit en met me praat mij uit deze geestelijke verlamming bevrijden. De heldere klanken van een conversatie met gemurmel van andere mensen op de achtergrond terwijl er even geen tijd is. Een stroom van betekenisvolle woorden onderbroken door rinkelend lachen dat rijmt op dat van de glazen waarmee we op elkaars gezondheid drinken.

ZERO DE CONDUITE: VERGETEN

Foto: Martin Pulaski, Op zee, februari 2023

Zéro de conduite is een muziekprogramma waarin songs uit de popcultuur met zachte hand in het keurslijf van thema’s worden ingerijgd. Woekerende chaos wordt met liefde en toewijding overzichtelijk gemaakt. Alle zogeheten populaire genres komen aan bod, al ligt de nadruk op Angelsaksische folk, blues, country, soul en rock-‘n-roll. Onbevooroordeelde muziekliefhebbers noemen het allemaal pop. Elke eerste zaterdag van de maand, van 6 tot 8 uur ’s avonds kan je ernaar luisteren op Radio Centraal 106.7 fm en streaming. Meer informatie over de zender en zijn medewerkers en programma’s vind je hier.

Ik weet niet wat ik van deze uitzending kan of moet verwachten. Na drie jaar zal ik, als alles meevalt, vandaag opnieuw de trein naar Antwerpen nemen en in levenden lijve in de studio aanwezig zijn. Als ik er tegen dan nog een heb zal mijn stem opnieuw te horen zijn. Na drie jaar stilte, of liever: na drie jaar alleen maar muziek.
Het thema voor deze aflevering is vergeten. Eigenlijk is het meer een rode draad, of een leidmotief. Niet alle geselecteerde songs gaan letterlijk over vergeten. Maar ze komen in de buurt. Er passeren nogal wat doden de revue, zij die niet mogen vergeten worden. De voorbije maanden zijn er te veel geliefden gestorven. Ik noem nu alleen maar Nanci Griffith, Tom Verlaine, Wayne Shorter, David Lindley, Johan Leysen en Keith Reid.

Bijna altijd als ik aan vergeten denk, denk ik aan herinneren. Zonder herinneringen ben je niets. En heel zeker schrijf je zonder herinneringen geen verhalen of gedichten, of wat dan ook. Een erg mooie autobiografie van de actrice Bulle Ogier, nog steeds onder ons, heet J’ai oublié. Daarin beschrijft ze zeer gedetailleerd personen die ze in haar lange leven heeft gekend en plaatsen die ze heeft bezocht. Dat mag paradoxaal klinken maar is het niet. Wat je je herinnert is niet wat en hoe het was. De ervaringen zijn onder lagen zand of modder van de tijd bedolven. Ze hebben nog kleur maar tegelijk zijn ze flets geworden. Er is het verhaal van Borges over Ireneo Funes, de man die alles onthoudt. Dat onthouden van hem is eerder een vloek dan een zegen. “Denken is verschillen vergeten”, schrijft Borges, “is generaliseren, abstraheren. In de stampvolle wereld van Funes bestonden alleen maar details, die elkaar bijna verdrongen.”
In ‘Over nut en nadeel van de geschiedenis voor het leven’, schrijft Nietzsche dat alleen dieren gelukkig zijn omdat zijn meteen alles vergeten. Maar een pleidooi voor vergetelheid is die beschouwing niet. De geschiedenis mag evenwel niet te zwaar door gaan wegen. Je moet kunnen vergeten om het nieuwe mogelijk te maken. Wie zich blindstaart op de grote voorbeelden uit het verleden wordt passief en onvruchtbaar.

Zoals zowat iedereen uit ervaring weet is kunnen vergeten vaak heilzaam. Het gaat dan niet over definitief vergeten, maar over tijdelijk loslaten. Liefdesverdriet lost alleen maar op als je de vroegere geliefde kunt vergeten. Anderzijds wil degene die liefheeft dat zijn of haar geliefde altijd aan hem of haar denkt. Of in de woorden van Fred Neil en Tim Buckley (en vele anderen): And sometimes I wonder / Do you ever think of me?

Veel luisterplezier.

Billie Holiday, 1947

I Forgot More Than You’ll Ever Know – The Davis Sisters -Nashville Classics: The 50’s – Cecil Null – RCA 1953

Am I That Easy To Forget? – Leon Russell – Hank Wilson’s Back – Stevenson/Carl Belew – 1973

I Forgot To Remember To Forget – Elvis Presley – Sunrise: The Sun Recordings – Charlie Feathers/Stan Kesler – 1955

I’m Beginning To Forget You – Elvis Presley – Platinum:  A Life In Music – W. Phelps – 1959

Frank Forgets – Leo Kottke – Burnt Lips – Leo Kottke – 1978

Sometimes She Forgets – Steve Earle – Train A Comin’ – Steve Earle – 1995

Goodbye – Emmylou Harris – Wrecking Ball – Steve Earle – 1995

Don’t Forget About Me – Nanci Griffith – Flyer – James Hooker/Nanci Griffith – 1994

Don’t Forget About Me – Dusty Springfield – Dusty In Memphis – Gerry Goffin/Carole King – 1969

There’s Always Something There To Remind Me – Dionne Warwick – The Windows Of The World – Bacharach/David – 1967

I’m Gonna Forget About You – Arthur Conley – I’m Living Good – Arthur Conley – 1966

Red Red Wine – Tony Tribe – A Solitary Man: The Early Songs of Neil Diamond – Neil Diamond – 1968

Do Re Mi (Forget About The Do And Think About Me) – Georgie Fame & The Blue Flames – 20 Beat Classics – Earl King – 1964

Find ‘em, Fool ‘em And Forget ‘em – George Jackson – The Fame Studio Story 1961-1973: Home Of The Muscle Shoals Sound  – Rick Hall/George Jackson – 1969

Know What I Mean? – Cannonball Adderley With Bill Evans – Know What I Mean? – Bill Evans – 1961

Footprints – Wayne Shorter – Adam’s Apple [Rudy Van Gelder Edition] – Wayne Shorter – 1966

I Didn’t Know What Time It Was – Billie Holiday – Songs For Distingué Lovers – Richard Rodgers – 1957

Don’t Forget Me – Harry Nilsson – Pussy Cats – Harry Nilsson – 1974

Forget Marie – Lee Hazlewood – Love And Other Crimes – Lee Hazlewood – 1968

I Went To Sleep – The Beach Boys – 20/20 – Brian Wilson/Carl Wilson – 1969

Teach Me To Forget – The Outsiders – Outsiders – Splinter/Tax – 1967

Oh Death – Kaleidoscope – Side Trips –  J. Reedy – 1967

Don’t You Forget It – Allah-Las – Allah-Las – Dunham/Siadatian/Michaud/Correia/Waterhouse – 2012

Forget The Flowers (Remastered) – Wilco – Being There (Deluxe Edition) – Jeff Tweedy  – 1996

True Love Tends To Forget – Bob Dylan – Street Legal – Bob Dylan/Dylan – 1978

Don’t Forget Me – Neko Case – Middle Cyclone – Neko Case – 2009

Souvenir From A Dream – Tom Verlaine – Tom Verlaine – Tom Verlaine – 1979

Can’t Forget – Yo La Tengo – Fakebook –  Ira Kaplan – 1990

Once In A Lifetime – Talking Heads – Remain In Light – Brian Eno/Chris Frantz/David Byrne/Jerry Harrison/Tina Weymouth – 1980

I Remember Nothing – Joy Division – Unknown Pleasures – Ian Curtis/Stephen Morris/Bernard Sumner/Peter Hook – 1979

Memories – Public Image Ltd. – Metal Box – Richard Dudanski – 1979

Don’t Forget Me – Mark Lanegan – Field Songs – Mark Lanegan – 2001

The Pianos Part II: Do Not Forget… – John Cale – N’Oublie Pas Que Tu Vas Mourir (Bande Originale du Film) – John Cale – 1995

Am I That Easy To Forget? – Charlie Feathers – Wild Side Of Life: Rare And Unissued Recordings Vol. 1 -Stevenson/Carl Belew – 2008

Chiara Mastroianni in N’oublie pas que tu vas mourir

Research en samenstelling: Martin Pulaski
Techniek: Istvan Leel-Össy

IN MEMORIAM KEITH REID, TEKSTDICHTER

Keith Reid

Ik wilde gisteren iets schrijven over tekstdichter Keith Reid, over wat hij voor mij betekend heeft, in 1967, toen ik zeventien was, en nu, inmiddels 72, nog steeds betekent. Maar waar kon ik betekenisvolle woorden vinden om dat uit te drukken?  Hoe praat je vandaag over de gevoelens en emoties die A Whiter Shade of Pale, She Wandered Through the Garden Fence, Conquistador, Homburg en Too Much Between Us, om maar enkele van zijn songs te noemen, de eerste keer bij je opriepen? Hoe je in een kamer aan de Botermarkt in Hasselt samen met je beste vriend Jan D. alleen maar kon zwijgen toen je daar de eerste elpee van Procol Harum beluisterde, die Jans vader uit Amerika voor hem had meegebracht. Ja, ook toen al zwijgen. Samen zwijgen, zoals vrienden dat kunnen. Hoe een mysterieuze stilte je omhulde toen je in de zomer van 1967 in de weide van Jazz Bilzen, gezeten op zo’n houten klapstoel van een brouwerij, voor de eerste keer een Britse band, en dan nog een van de allerbeste, Procol Harum, hoorde spelen, als in een droom. De bloemen in je haar had je in een eerdere droom geplukt, in een tuin in Neerharen, een dorp dat toen al niet meer echt bestond. In Bilzen voelde je geen stoel, je zag er geen publiek, er was geen weide, er was alleen maar die stem van Gary Brooker, zijn pianospel, het orgel van Matthew Fisher, er was alleen nog betoverende muziek, er waren alleen nog de geheimzinnige woorden van Keith Reid.

Je wist niet wat de groepsnaam Procol Harum betekende – wie wist dat wel? – en je vroeg je af wat een wittere schaduw van bleek toch wel kon wezen, maar diep in je hart begreep je elk woord. Mocht je daarin geloven zou je het een mystieke ervaring noemen. Liever beschouw je het als intuïtie. Wat een geluk dat de gouden stem van Gary Brooker de zilveren woorden van Keith Reid voor altijd aan ons allen heeft toevertrouwd.

Be with me when I need a drink
Be with me when I die
Still those other ratings far too easy to despise
You’ve said so much in silence now indeed I am disguised
Keith Reid, Too Much Between Us

Met Jan in King & Queen, Tongeren, 1967

WAAR GEEN WIND WAAIT

Foto: Agnes Anquinet

Elke dans heeft een contradans.
De pijl omhoog raakt nooit los van de aarde.
Elk lichaam is altijd weer een ander lichaam.
Elk sterk en soepel lichaam is tegelijk een stram en verminkt lichaam.
Alles valt.
Alles valt te ontdekken.
De schaduw van de avond is het licht van de ochtend.
Elk verhaal is een ander verhaal.

Waar je ook kijkt is het einde rond.
Vaste grond is drijfzand.
Een jonge vrouw is van water.
Warme voeten gaan waar geen wind waait.
Een loden bal is vuur is goud.
We weten het en we weten het niet.
Wat is een vraag?

Een oog is een oor.
Een zenuw is een woord is een zin in een boek.
In de spiegel beweegt niets.
Dagen zijn jaren zijn eeuwen zijn wat?

FLANDRIA / CRASH

Martin Pulaski en Jean-Pierre Drieskens, Neerharen, circa 1965

Niven Davidsen: Herken ik Highway 61?
Martin Pulaski: Helaas niet. Het is wel in die gebuurte. Kasteelstraat. Volgens mij heette die toen nog de Vaartweg.
Niven Davidsen: Als het zo zit, kan ik er toch wel een half punt voor krijgen?
Martin Pulaski: Highway 61 heette eigenlijk Geulerweg. Die weg was vlakbij de Vaartweg, gewoon de hoek om en je bent er. Daar ben ik met deze Flandria, die van mijn broer was, een keer ten val gekomen. Craaaaash! Nadien nooit meer mee gereden. Al was mijn nek niet gebroken. Ik had zelfs geen schrammetje.
Niven Davidsen: Op de foto had ik zo al het idee dat je James Dean achterop had zitten. Nu begrijp ik hoe het precies zat met die crash waarin hij aan zijn eind gekomen is.
Martin Pulaski: Verbluft, zal ik maar zeggen.
Niven Davidsen: Daar is een naam voor: verdringing.
Ivo Z: Een Flandria Record! Topmachientje destijds.
Martin Pulaski: Korte tijd later had ik een Garelli, minder gevaarlijk en geel als een liedje van Donovan.

My feet are getting tired
My head begins to spin
Who of us is dreaming
You or me or him?
Yes, you know I’m waiting
While these times unfold
Looking backward briefly
Running down the road
Arlo Guthrie, Running Down the Road

Jean M: Jean-Pierre Drieskens op d’n tuf. Hij woont nu in Weert, als ik mij niet vergis.
Martin Pulaski: Jean-Pierre Drieskens, zeker. Ik heb hem sinds eind de legendarische jaren zestig niet meer teruggezien. Van mijn moeder hoorde ik destijds dat hij inderdaad in Weert woont. Mijn moeder was goed bevriend met de moeder van Jean-Pierre. Hoe heette ze ook alweer? Ze was uit Gent afkomstig. Een outsider in Neerharen, net zoals mijn moeder. Haar heb ik af en toe wel nog teruggezien. Jean-Pierre en ik waren allebei hevige Rolling Stones-fans. De enige in Neerharen. In de bibliotheek van Jean-Pierres vader, die verpleger was in het Gesticht in Rekem, trof ik een keer de Nederlandse vertaling aan van The Carpetbaggers, een bestseller van Harold Robbins. Op die manier heb ik het aan Jean-Pierre – en aan zijn papa – te danken dat ik niet alleen een kenner ben geworden van de wereldliteratuur maar ook schrijver van een schokkende bestseller (die ik nog altijd niet heb beëindigd).
Jean M.: Je maakt mij nieuwsgierig. Veel seks en geweld, neem ik aan.
Martin Pulaski: Zeker. En Flandria’s. Ik heb wel wat pech gehad. Toen mijn bestseller bijna af was zag ik de film Crash van David Cronenberg en las vervolgens het boek van J.G. Ballard. Ik besefte dat ik hetzelfde boek had geschreven als Ballard. Woord voor woord, op enkele kleine verschillen na, onder meer die brommer. Nu moest ik helemaal opnieuw beginnen. Alleen de Flandria kon ik behouden.
Jean M.: Het komt wel goed. Volg je droom!

The Carpetbaggers, Edward Dmytryk
Crash, David Cronenberg

FALEN, HOPEN, DROMEN

Foto: Martin Pulaski, 2014

Facebook herinnert me eraan dat ik het op 20 maart 2009 leuk vond dat Karin Rieder Hanssen het leuk vindt als mensen haar links leuk vinden. Karin Rieder Hanssen antwoordde daarop zo: hahahahahahiiihihihhahahoohoohohohaahaaa! Het maakt duidelijk dat we toen vrienden waren, niet close maar toch, en dat we nog hartelijk konden lachen. Nu zijn we al enkele jaren geen vrienden meer. Wat een pandemie met een mens zoals kan doen. Niets is meer zoals het was voor die noodlottige maand maart 2020. Op 21 maart 2020 stelden we vast dat in Lombardije al 27.206 mensen besmet waren met het covid-virus. 3.456 doden moesten er dringend worden begraven.

Nu is het oorlog in Oekraïne. Hoe lang zal die nog aanslepen? Wat kunnen we ertegen doen? Wat kunnen we hoe dan ook doen? Wachten op het begin van de lente? Op straat komen en betogen tegen allerlei onrechtvaardigheden? Gedichten schrijven? Naar concerten gaan? Van elkaar houden?

Ja, wat kunnen we doen? Ons met elkaar verzoenen, misschien? Onze fouten en vergissingen met de mantel der liefde bedekken. Ik heb Karen Hanssen nooit de rug toegekeerd. Wel heb ik gedaan wat in het Engels zo mooi the right thing wordt genoemd. Of dat neem ik toch aan. Ik vreesde samenzweringen – en de theorieën daaromtrent die toen de ronde deden en vooral uit het Amerika van Trump afkomstig waren. Ik vreesde een zwarte golf, een ruk naar extreemrechts. Ik vreesde de manipulatie van extreemrechtse populisten. Ik voelde aan dat de angst voor en de woede tegen de wetenschap en de geneeskunde gevaarlijk waren voor de democratische samenleving. Al was ik – uit ervaring – maar al te goed op de hoogte van het falen van wetenschap en geneeskunde. Al wist ik dat winst en woeker de leidende principes waren en nog steeds zijn.

Het belangrijkste was echter dat we er zoveel mogelijk voor elkaar waren en dat we elkaar steunden. Dat we kritisch waren maar erkenden dat we niet altijd gelijk hadden. Dat de waarheid op elk ogenblik al achterhaald is. Ik wens Karen Rieder Hanssen en alle kritische mensen en alle twijfelaars en alle zonderlingen en alle gewone mensen (wie zijn dat?) een zo gelukkig mogelijk leven. Ik geloof in het principe hoop. Ik hoop dat aan die vreselijke oorlog in Oekraïne snel een einde komt. You may say I’m a dreamer, but I’m not the only one.

GLORIA’S LACH



Over Gloria schreef ik al eerder. Mogelijk toonde ik deze ‘mislukte’ foto ook al een keer. Dat mag. Of niet soms? Gloria is een geweldige en sterke vrouw. Ze is een zangeres, een folkzangeres zou je haar kunnen noemen; haar stem is krachtig, gevoelig, bezield. Ze speelt uitstekend gitaar. Vaak laat ze zich begeleiden door andere muzikanten uit Valle Gran Rey. Ze weten met snareninstrumenten om te gaan en kunnen behoorlijk goed zingen. Gloria’s liedjes drukken de ziel van het Canarisch eiland La Gomera uit. Ze ís de ziel van het eiland. Deze foto is van voor de covid-ellende. Het was in het restaurant El Palmar, waar ze drie keer per week optreedt. Die avond was iedereen al naar huis. Overal waar wij komen zijn wij meestal de laatste klanten. Gloria zong nog een liedje voor mij alleen (Agnes mocht meeluisteren) en lachte haar warmste lach. Mijn nacht kon niet meer stuk.

NACHTLANDEN

Twee Kantianen drinken porto

I keep hoping you’ll come back to me
Oh, let it be, please let it be
Oh my love, please end these sleepless nights for me
Felice & Boudleaux Bryant

Die laatste zenuwslopende zomerdagen boordevol angstige vooruitzichten was ik redelijk geschift. Misschien wilde ik dat wel zijn. In ieder geval zag ik zowat overal gelijkenissen, verwantschappen, analogieën. Het was nog geen betrekkingswaan en zeker geen psychose, but it was getting there. Was het een strategie om mezelf te beschermen tegen een wereld die vijandig en vreemd en kil aanvoelde? Want veel van wat als normaal werd beschouwd was in mijn wereld ongerijmd en zinloos. Wat gangbaar heette schrikte me af en ik vermeed het op dezelfde manier waarop je conflicten uit de weg gaat. Gelukkig had ik sinds die vreselijke nacht, toen Gabriella zich van haar meest empathische kant had getoond, geen ernstige angstaanvallen meer gehad.

Wat ik toch weer vooral deed was lezen, veel en aandachtig. Hoe zenuwslopend dat soms ook was. Op die manier dacht ik mijn angsten te kunnen vergeten en leek ik minder last te hebben van hypochondrie. Als het in mijn eigen boeken was onderstreepte ik hele passages, als het er van de bibliotheek waren schreef ik ze over met de vulpen, een sierlijke Sheaffer die ik van Senga had gekregen, in zo’n dik cahier met grijs stofonslag, van dezelfde makelij als die waarin Leopold Flam zijn dagboeknotities schreef, en Jacques Duchateau, in een zo goed als perfecte nabootsing van de professor, ik weet niet wat voor paralipomena. Jacques Duchateau, minzame oplichter, kunstenaar, uitzonderlijke vriend.

Na mijn verwantschapservaring met Rilke vond ik in deel zes Kants verzamelde werken – uitgeleend uit de bibliotheek in de Lange Nieuwsstraat – nog een opmerkelijke parallel. Na het ontbijt had ik in dat boek zitten bladeren, op willekeurige plaatsen een paragraaf of twee lezend. Der Streit der Fakultäten, verschenen in 1798, gaat onder meer over de invloed van de Pruisische regering op de juridische, theologische en medische faculteiten. Kant behandelt er ook de strijd tussen de filosofische en de theologische faculteit. Volgens Kant gaat het in wetenschappen niet om nut maar om waarheid. En filosofie zoekt altijd naar waarheid. Niemand leest de filosoof uit Koningsbergen voor zijn bellettrie, maar dit is een mooie, haast literaire uiteenzetting. Wat mij vooral trof was een uiteenzetting over hypochondrie, die Grillenkrankheit of hypochondria vaga. Die vond ik helemaal achter in het derde hoofdstuk van Der Streit der Fakultäten. De hypochonder is de zelfkweller, die in plaats van zich te vermannen vergeefs de hulp van zijn arts inroept. Kant heeft vanwege zijn smalle borst zelf ook een neiging tot hypochondrie: “Ich habe wegen meiner flachen und engen Brust, die für die Bewegung des Herzens und der Lunge wenig spielraum läßt, eine natürliche Anlage zur Hypochondrie, welche in früheren Jahren bis an den Überdruß des Lebens grenzte.” [1]

Verrassen deed mij vervolgens een hoofdstuk over de slaap. “Es gehört unter die krankhaften Gefühle zu der bestimmten und gewohnten Zeit nicht schlafen, oder auch sich nicht wach halten zu können; vornehmlich aber das erstere, in dieser Absicht sich zu Bette zu legen und doch schlaflos zu liegen. – Sich alle Gedanken aus dem Kopf zu schlagen, ist zwar der gewöhnliche Rath, den der Arzt gibt: aber sie oder andere an ihre Stelle kommen wieder und erhalten wach.” [2]. Het was alsof ik eigen, in verouderd Duits vertaald, proza aan het lezen was. Dat deed me heel even duizelen. Alsof ik van boven op de Carolus Borromeuskerk naar beneden keek. Want ja, ik zag nu duidelijk de verwantschap met mijn prozatekst Nachtlanden waaraan ik was begonnen in 1976 en die ik nooit had beëindigd. Het is een verslag van een queeste naar het land van de waarheid. Het land van de filosofen. De verteller daarin is fictief maar er bestaat weinig fictie zonder autobiografische elementen. Bij mij al zeker niet: ik kan maar moeilijk iets verzinnen. Nu weet ik dat die verwantschap niet hoeft te verbazen, alleen al niet omdat in Nachtlanden enige aspecten van de filosofie van Kant al dan niet bewust zijn verwerkt. In 1976 had ik mijn studie filosofie nog niet lang achter de rug. De grote filosofen lieten in alles wat ik schreef hun sporen na, hoezeer ik dat ook wilde vermijden. Inderdaad, ik wilde geen filosofie schrijven, ik wilde experimenteren met taal. Ik was op zoek naar een nieuwe literatuur. Ik wilde mij laven aan wat waanzin werd genoemd. De waanzin van het leven, zoals beschreven door onder meer Ernst August Friedrich Klingemann (Bonaventura), Lautréamont, Alfred Kubin, Jack Kerouac en Allen Ginsberg. Ik stond in Nachtlanden zelfs stil bij de stijl van Kant, bij het ordelijke karakter van zijn vertoog. De eerste zin van Nachtlanden is deze: “Uitgeput ligt hij in bed, vergeefs proberend de storende gedachtestroom te stoppen”. Kant schrijft: “Sich alle Gedanken aus dem Kopf zu schlagen, ist zwar der gewöhnlichen Rat der den Artzt gibt: aber sie, odere andere an ihre Stelle, kommen wieder un erhalten wach.” In mijn tekst dan weer: “Slapeloze, daar komt weer een andere gedachte binnen sluipen, en nog een – de ambulance! – en nog een…”.

Immanuel Kant

Na het lezen van die antropologische teksten van Kant moest ik toegeven dat het verhaal van Thomas De Quincey, The Last Days of Kant, niet eens zo overdreven of vergezocht is. Een paar jaar eerder, toen ik nog in een appartement in de Waterkrachtstraat in Sint-Joost-ten-Node woonde, had ik op een dronken avond in een euforische stemming dat verhaal van De Quincey voorgelezen aan Jacques Duchateau. Ongetwijfeld hadden we rode Libanon gerookt en behoorlijk wat rode porto gedronken. Mogelijk had Jacques me zo’n klein pilletje pervitine toegestopt. Het lievelingssnoepje van Tom Simpson, zei Jacques altijd. Ik was in die tijd in de ban van romantische schrijvers en dichters. Mogelijk ging mijn voorkeur naar opiumschuivers en gebruikers van laudanum als Coleridge en De Quincey. Hoewel ik zelf nooit opium of laudanum of soortgelijke drugs heb gebruikt. Je viel daarvan in slaap en ik wilde nooit meer slapen. In ieder geval hadden we hartelijk moeten lachen met wat eigenlijk meer een verslag is van de laatste dagen van de filosoof dan een verzameling verzinsels.

“Even in the severest winter, his sleeping room was without any fire; only in his latter years he yielded so far to the entreaties of his friends as to allow a very small one. All nursing or self-indulgence found no quarter with Kant”. [3] Mogelijk heeft De Quincey sommige van deze gegevens in Kants hierboven vermelde antropologische geschriften gevonden. Volgens De Quincey zweette Kant nooit. Hij moet ook zeer mager geweest zijn… “and possibly a more meagre, arid, parched anatomy of a man has not appeared upon this earth”. [4] Zoals ik hierboven al aangaf heeft Kant het daar zelf over in zijn uiteenzetting over de hypochondrie.

Zo ging het er aan toe in mijn werkkamer in de Dolfijnstraat aan de vooravond van een raadpleging bij dokter Verselder, cardioloog. Lange tijd lag ik die avond wakker, beklemd als ik mij voelde, mij hyperbewust van mijn hartslag en mijn ademhaling.

[Antwerpse Nachten 68]

Thomas De Quincey

[1] “Ich habe wegen meiner flachen und engen Brust, die für die Bewegung des Herzens und der Lunge wenig spielraum läßt, eine natürliche Anlage zur Hypochondrie, welche in früheren Jahren bis an den Überdruß des Lebens grenzte. Aber die Überlegung, daß die Ursache dieser Herzbeklemmung vielleicht bloß mechanisch und nicht zu heben sei, brachte es bald dahin, daß ich mich an sie gar nicht kehrte, und während dessen, daß ich mich in der Brust beklommen fühlte, im Kopf doch Ruhe und Heiterkeit herrschte, die sich auch in der Gesellschaft nicht nach abwechselnden Launen (wie Hypochondrische pflegen), sondern absichtlich und natürlich mitzutheilen nicht ermangelte. Und da man des Lebens mehr froh wird durch das, was man im freien Gebrauch desselben thut, als was man genießt, so können Geistesarbeiten eine andere Art von befördertem Lebensgefühl den Hemmungen entgegen setzen, welche bloß den Körper angehen. Die Beklemmung ist mir geblieben; denn ihre Ursache liegt in meinem körperlichen Bau. Aber über ihren Einfluß auf meine Gedanken und Handlungen bin ich Meister geworden durch Abkehrung der Aufmerksamkeit von diesem Gefühle, als ob es mich gar nicht anginge.”
Immanuel Kant, Werke im Sechs Bänden. Der Streit der Fakultäten, Von der Hypochondrie, 267-393. Herausgegeben von Wilhelm Weischedel. Insel-Verlag, Frankfurt am Main, 1964.

[2] Immanuel Kant, Werke im Sechs Bänden. Der Streit der Fakultäten, Vom Schlafe, 267-393. Herausgegeben von Wilhelm Weischedel. Insel-Verlag, Frankfurt am Main, 1964.

[3] Thomas De Quincey, The English Mail Coach and Other Essays, 1970.

[4] Thomas De Quincey, The English Mail Coach and Other Essays, 1970.